Hoe het Geloof te onderrichten
Lezing door Alí Nakhjavani
In een van zijn brieven aan de Amerikaanse gelovigen heeft Shoghi Effendi vier woordbepalingen
gebruikt die ons helpen hoe te onderrichten. Deze vier bijwoorden zijn:
bidden - tactvol - liefdevol - volharding
We zullen ze een voor een behandelen.
Bidden. Er is een brief van Shoghi Effendi waarin hij zegt dat we onderricht de overheersende passie van ons leven moeten maken. Denk nu een ogenblik na wat dit inhoudt. Denk na over het menselijk ras in het algemeen gesproken. Zij hebben passies. (hartstochten)
Bijvoorbeeld een overheersende passie bij de niet-bahá’í jongeren is vermaak, een andere overheersende passie is geld, een andere overheersende passie is macht, meer macht enzovoort.
Wat zou nu de overheersende passie van een bahá’í zijn; hij zei het Geloof te onderrichten.
Met andere woorden, ik zou er naar moeten verlangen om het Geloof te onderrichten. Ik zou er behoefte aan moeten hebben om het Geloof te onderrichten, ik zou er van moeten houden om het Geloof te onderrichten. Ik zou er aan moeten denken wanneer ik ’s morgens opsta, ik zou er de gehele dag door aan moeten denken. Ik zou een geschikte gelegenheid moeten afwachten, ik zou moeten ophouden met het noemen van de naam van Bahá’u’lláh om de naam van het Geloof met waardigheid te kunnen noemen en de gelegenheid zal zich voordoen wanneer ik deze passie heb.
Wanneer ik er naar verlang dit te doen, elke dag van mijn leven. Weet u, het kost geen tijd wanneer ik omga met mensen op mijn kantoor terwijl ik aan het werk ben, zelfs wanneer ik naar de supermarkt ga, wat het ook mag zijn, indien ik een gelegenheid heb zal ik het aangrijpen teneinde de naam van het Geloof te noemen en dan, wanneer de persoon dorstende is zal die persoon meer vragen stellen. Ik zal de naam moeten laten vallen, ik zal de naam moeten noemen. In feite is er een brief van Shoghi Effendi waarin hij schrijft dat je tenminste de naam één keer moet noemen in de 24 uur aan een niet-bahá’í.
Dit is niet Alí die dit tegen u zegt, het is Shoghi Effendi die dit tegen ons zegt, de Behoeder van ons Geloof zegt het tegen ons. Wanneer het de overheersende passie wordt dan zal dat gebeuren.
Er is ook een brief van Shoghi Effendi waarin iemand vraagt aan Shoghi Effendi hoe zij ontvankelijke zielen kan vinden en zij woonde in een stad en zei dat het voor haar zeer moeilijk was om deze ontvankelijke zielen te vinden. Wat zal ik doen?
Het antwoord van Shoghi Effendi was: “Ja, hij was het ermee eens dat er in iedere stad ontvankelijke zielen zijn, echter om ze te vinden moeten wij gebruik maken van gebed.
We moeten iedere dag bidden, ‘O God, stuur mij ontvankelijke zielen’ “. Natuurlijk zal die persoon zich ook moeten mengen onder de mensen en in staat zijn om de naam van het Geloof te noemen. Maar als de houding juist is en God ziet het, Bahá’u’lláh ziet het, dan zal Hij deze ontvankelijke zielen sturen. In de Kitáb-i-Aqdas staat beste vrienden: “Wij zien u vanuit Ons rijk van glorie en Wij zullen u bijstaan. Wij zullen u helpen met de Scharen van Onze Engelen en vanuit de Scharen in den Hoge zullen ze naar u toekomen.” Verwijzend naar deze tekst in de Kitáb-i-Aqdas bestaat er een brief van Shoghi Effendi, gericht aan de Amerikaanse gelovigen. Hij schrijft hierin: “U twijfelt, laat de twijfelaar opstaan in plaats van te zeggen, gij Thomas die twijfelt, verdwijn uit mijn gezicht.”
Hij zegt: “Kom mijn beste vriend, u twijfelt aan wat Bahá’u’lláh gezegd heeft, laat de twijfelaar opstaan en zie voor hemzelf en voor haarzelf hoe geldig de belofte van Bahá’u’lláh is, hoe Hij ons te hulp komt, hoe Hij ons wilt inspireren, ons bijstaan, ons helpen.”
U weet dat ik vaak denk dat we dingen moeten uitleggen door middel van voorbeelden.
Nu hier is een voorbeeld. Veronderstel dat er een kleine stad is en er is een toerist naar deze stad gekomen om een bijzondere soort schilderijen te zien. Ze weet niet waar ze naar toe moet gaan.
Er is een toeristenbureau en ze gaat er naar toe en vraagt: “Heeft u winkels hier die al dit soort schilderijen verkopen?” Er zijn nu twee winkels in die kleine stad. Een van deze twee winkels is altijd gesloten, de andere is altijd open. Laat ons raden wat het antwoord van het toeristenbureau zal zijn. Zal het die adres geven van de winkel die gesloten is?
Zeker niet, het toeristenbureau zal het adres geven van de winkel die altijd open is.
Wat is er aan de hand met die andere man die deze winkel heeft en het gesloten houdt.
Hij houdt echter van deze schilderijen, hij wil zichzelf echter afscheiden met de schilderijen.
Hij brengt de camera mee en neemt foto’s en hij heeft ook nog een aantal boeken en encyclopedieën en dus tracht hij er achter te komen wanneer de kunstenaar dit beeld maakte en onder welke omstandigheden en hij schrijft een proefschrift over dit bijzondere schilderij. Nu dit is prachtig en er is er niets mis mee, maar hij is in staat de winkel te sluiten omdat hij niet gestoord wil worden. Dat zou misschien de reden kunnen zijn, maar deze klant zal zich niet naar hem laten sturen. De klant zal gestuurd worden door het toeristenbureau (die de Schare in den Hoge voorstelt) naar de winkel die open is. Naar de bahá’í wiens hart open is, naar de bahá’í wiens huis openstaat, naar de bahá’í die wacht. Hij staat bijna op de stoep en wacht af wie degene is die er aan komt en informeert. Wanneer dit onze houding zal zijn zal Bahá’u’lláh Zijn ontvankelijke zielen zenden omdat het Zijn dienaren zijn, het zijn Zijn schepselen. Zij houden van Hem en Hij houdt van hen omdat zij op zoek zijn naar de waarheid. Er zijn oprechte zoekers naar de waarheid en Hij zal ze naar ons sturen en geloof me, het is zo gemakkelijk om iemand te onderrichten die wacht en er klaar voor is. Zodra je het Geloof noemt zullen ze alles opdrinken omdat ze er klaar voor zijn want ze zijn zoekend en het is heel eenvoudig om op die manier te onderrichten.
Het tweede ding is de vraag om tactvol te onderrichten.
Om tactvol te onderrichten moet je weten wat de ontvankelijkheid is van de persoon waarmee je in gesprek komt. Is hij iemand die bijvoorbeeld geïnteresseerd is in profetieën, dan moet je gaan naar de profetieën in de Bijbel of als het een moslim is dan naar de Koran. Indien hij geen belangstelling heeft in profetieën of passages uit de geschriften van vroegere religies, maar is hij meer geïnteresseerd in sociale aangelegenheden dan is dit waarbij we de leringen van ons Geloof hiermee in verband kunnen brengen en overeenkomstig met de behoeften van de mensen. Liefdevol onderrichten we met liefde in onze harten, allereerst uit liefde voor God, uit liefde voor Bahá’u’lláh, liefde voor de leringen, liefde voor het hele idee van het overbrengen van de boodschap naar een ontvankelijke ziel. Om het water des levens te geven aan een dorstige ziel. Dit soort liefde, zuivere liefde, onzelfzuchtige liefde en tenslotte moeten we er in volharden om het elke dag te doen zoals ik al eerder vermeld heb.
Natuurlijk hebben we onze verontschuldigingen. We zeggen, weet u mijnheer Nakhjavani, geloof me ik begrijp alles wat u zegt maar kijk naar mij en het leven dat ik leid, ik heb eenvoudigweg geen tijd, zie hoe druk ik het heb. Wanneer u nu goed geluisterd heeft naar wat ik pas zei over de overheersende passie, overheersende passie kost helemaal geen tijd. Het is iets wat bij je is, in je is, het is je liefde voor het Geloof, het brengen van de boodschap, biddend elke dag en de gelegenheid zal komen. Het kost geen tijd, het is bij je iedere dag, altijd.
Denk aan een bij, een bij zit op een bloem. De natuur heeft dit lichaam een bepaalde capaciteit gegeven om het stuifmeel vast te houden, de stuifmeelkorrels van deze bloem. Het vliegt totaal niet bewust naar een andere bloem maar u en ik zijn wel 100% bewuste wezens. En wat gebeurt er, ze laat enkele stuifmeelkorrels op die andere bloem achter en als gevolg hiervan is er een wisselwerking en ontstaat er leven, het leven gaat door. Wij zijn bijen, we zitten op de leringen, zelfs al pakken we maar één stuifmeelkorrel uit de leringen, we dragen iets met ons mee, laten we zeggen de principes van het Geloof, dat is genoeg. We weten weinig, we geven weinig maar we geven meer met wijsheid, tactvol. We zouden niet moeten denken dat we geen tijd hebben, we moeten ons begeven onder de mensen en zien wat de noden zijn en we laten iets van de leringen bij hen achter met waardigheid, gepast, met gematigdheid en we moeten niet bang zijn.
We moeten weten dat Hij ons te hulp zal komen en Hij heeft het zo gezegd. Over kennis hebben we iets gehoord van Ruhiyyih Khanum over wat haar moeder gezegd heeft en wij horen het van Violet wanneer ze in staat is om een lezing te houden over May Maxwell, de moeder van Ruhiyyih Khanum. May Maxwell was gewoon te zeggen dat het Geloof net als een universiteit is. We zijn ingeschreven maar we studeren nooit af.
Wanneer we denken dat de heer zo en zo, oké hij is een grote geleerde, er toch nog heel veel dingen zijn die hij niet weet of zij niet weet. Wij worden nooit volmaakt in onze kennis over het Geloof. Wij groeien echter de gehele tijd, wij leren steeds. Dus wees niet bang om het Geloof te onderrichten.
Het derde punt wat inhoudt het leven te leven, lees ik u een passage voor van Shoghi Effendi, de twee laatste passages. Hij geeft een lijst met ethische leringen.
Bovenaan de lijst staat rechtvaardigheid. In andere brieven raadt hij de jongeren aan passages uit de Geschriften van Bahá’u’lláh uit het hoofd te leren en ook uitspraken van ‘Abdu’l-Bahá, in het bijzonder de toespraken die hij in het Westen hield. Hij zei, leer dit uit je hoofd en gebruik het in je onderrichtswerk zodat je de boodschap in haar zuivere vorm brengt en stop er niet je eigen denken in wanneer je de boodschap van Bahá’u’lláh kenbaar maakt. Leer het uit je hoofd en breng het over. Een andere suggestie die je in de geschriften van Shoghi Effendi aan de jongeren tegenkomt is het spreken in het openbaar. Wanneer je op een college zit en er is een cursus in het openbaar te spreken, ga het volgen omdat spreken in het openbaar zo belangrijk is voor de jongeren omdat zij de Zaak moeten verkondigen. Ze moeten de Zaak onderrichten, ze moeten de Zaak bevorderen, ze moeten in staat zijn om het op een doelmatige wijze te doen.
In andere passages legt hij uit hoe belangrijk het is om actief in de gemeenschap te zijn en ik citeer letterlijk: “Over de kwestie van de belangrijkheid van samenwerking en deelname aan het werk van de gemeenschap, gebaseerd op het fundamentele bahá’í principe dat het nut van het deel het beste bereikt kan worden door het nut van het geheel.
Shoghi Effendi brengt nogmaals onder de aandacht dat de mens organisch verbonden is met de sociale omgeving om hem heen. Zijn innerlijk leven wordt hierdoor diep beïnvloed. Er is een actie en interactie tussen het individu en de gemeenschap. Het individu steunt de gemeenschap en de gemeenschap helpt de individu en zijn geestelijke groei, de twee werken samen.
Nogmaals nu de kwestie van het bahá’í leven leiden. Iemand in de Verenigde Staten vroeg aan ‘Abdu’l-Bahá toen hij daar was dat zij heel graag het bahá’í leven wilde leiden. Ze vroeg: “Wat zal ik nu doen?” Zie nu het antwoord dat ‘Abdu’l-Bahá heeft gegeven. Hij zei: “Wanneer u het bahá’í leven wilt leiden dan is het eerste een dorst krijgen naar vergeestelijking.”
Teneinde een dorst naar vergeestelijking te krijgen moet u drie dingen doen. Ten eerste moet u bidden, ten tweede de Geschriften van Bahá’u’lláh lezen en ten derde, hij zei een zeer vreemd iets, denk na over het leven na de dood.
Laten we het eerste punt nemen, het punt van bidden, ik heb het verscheidene malen genoemd in mijn presentatie deze avond, maar vanwege datgene wat Bahá’u’lláh zegt in de Verborgen Woorden: “Geef u iedere dag rekenschap van uw doen en laten eer gij ter verantwoording wordt geroepen.” Ik denk dat een bahá’í, een gewetensvolle bahá’í, bij zichzelf persoonlijk enkele vragen zou moeten stellen. Voer ik de verplichte gebeden iedere dag uit; dat wil zeggen een van deze drie. Zeg ik 95 maal ‘Alláh-u-Abhá elke dag? U kunt hierop alleen zelf antwoord geven.
Lees ik de Bahá’í-geschriften van Bahá’u’lláh tweemaal per dag, eenmaal in de ochtend en eenmaal ’s avonds. Het betekent niet dat we 10 bladzijden moeten lezen, er is geen verwijzing naar de hoeveelheid leesstof. Het zou één zin kunnen zijn, dat is genoeg maar we moeten lezen, we moeten volgen wat ‘Abdu’l-Bahá en wat Bahá’u’lláh ons zegt in de Kitáb-i-Aqdas.
Er is een brief van ‘Abdu’l-Bahá waarin hij schrijft: “De meeste tijd ben ik in een staat van gebed.”
Hij is het voorbeeld, hij zegt mij en u: “Wees als mij, volg mij.” Doe ik dit? Ben ik in een staat van gebed? Ben ik met God wanneer ik mijn leven leid of ben ik met mijn ego? Dit zijn vragen die we aan onszelf moeten stellen. Voel ik de aanwezigheid van God gedurende de dag of tijdens de meeste uren van de dag? Ben ik dicht bij God, realiseer ik me dat Hij me ziet, dat Hij me kent en dat Hij me hoort? Ben ik me hiervan bewust?
Dit zijn de vragen die we onszelf moeten stellen en wanneer je met God bent, geloof me dan zegt Hij duidelijk dat Hij met ons is. Het gaat zelfs verder. In een van zijn geschriften zegt ‘Abdu’l-Bahá dat God u zal tonen dat Hij met u is. U zult zien dat Hij met u is, met andere woorden Hij zal u tekenen laten zien dat Hij daar is, met u, u helpt en u leidt.
Dit is niet Alí die u iets zegt en u toestopt met teksten maar deze teksten moeten ons leven binnendringen en deel gaan uitmaken van ons leven en dat is hoe wij zullen groeien.
En het laatste punt is reflectie over het leven na de dood. In de Verborgen Woorden zegt Bahá’u’lláh ons dat we het niet weten want de dood komt onaangekondigd. Zoals ik vanavond tot u spreekt zou ik in elkaar kunnen zakken en een hartaanval krijgen en een probleem scheppen voor het organisatiecomité. Hij zegt onaangekondigd, plotseling. Niemand weet waar zijn einde of haar einde zal zijn en wanneer dat einde zal komen. Dus zei ‘Abdu’l-Bahá dit tegen deze beste vrouw die het bahá’í leven wilde leiden; denk na over het leven na de dood.
Wees niet bang voor het idee van de dood, denk erover na. Denk na over, of je klaar bent.
We zijn onsterfelijke zielen die rekenschap verschuldigd zijn aan God. Ben ik er klaar voor om in de tegenwoordigheid van mijn Schepper te zijn, mijn Almachtige Schepper, ben ik er klaar voor om rekenschap af te leggen voor mijn daden en Hij zegt: “Ik ken zelfs uw geheime gedachten.”
Dat staat in de Verborgen Woorden. Hij zegt: “Alles wat u hebt gedaan is daar opgetekend.”
Dit staat ook in de Verborgen Woorden. Ik kan niets verbergen. Maar wanneer ik nadenk over deze dingen en ‘Abdu’l-Bahá zegt ons dat dit zal helpen om het bahá’í leven te leiden.
Dan zegt hij: ‘Wanneer je dit gedaan hebt dan kun je beginnen met het bahá’í leven te leiden.’
Ik weet dat we kunnen denken, je kunt me vertellen wat je zegt oké is, maar hoe kan ik al deze dingen doen wat je me zegt. Wees eerlijk.
Oké, ik ben een zwak schepsel, wie ben ik, hoe kunnen we al deze dingen doen. Goed, ik voel precies hoe u zich voelt maar ik wil graag het antwoord van Shoghi Effendi geven op de vraag van, wie ben ik? Voordat ik dit doe wil ik u zeggen dat Violet en ik een groot deel van ons lange leven gereisd hebben. Wij hebben veel druppels gezien die oceanen zijn geworden, precies zoals in de Geschriften vermeld staat. Wij hebben atomen gezien die zonnen werden, muggen die adelaars werden, dit staat ook in de Geschriften. U bent het niet die dit doet, Hij doet het door goddelijke bekrachtigingen. Hij zal ons te hulp komen en ons transformeren, ons herscheppen.
Shoghi Effendi gebruikt deze uitdrukking, herscheppen. Hij zegt dat de Zaak de macht bezit om ons te herscheppen, alleen wanneer we dat willen, alleen wanneer we naar Hem keren, alleen wanneer we opstaan, alleen wanneer we bereid zijn offers te brengen, alleen wanneer we zuivere motieven hebben.
Met dit in onze gedachten, laat ik dan mijn toespraak beëindigen met deze enkele passages van Shoghi Effendi. “De Zaak werd gevestigd door toegewijde zielen welks toewijding ijver en zelfopoffering ieder obstakel overwon en miraculeuze overwinningen behaalden voor het Geloof van God. We hebben allemaal zwakke punten.” Neem deze woorden s.v.p. ter harte.
Wij allemaal hebben zwakke punten. Shoghi Effendi zegt uitgezonderd ‘Abdu’l-Bahá die het enige voorbeeld van het Geloof was. Zelfs Shoghi Effendi zegt in de Beschikking van Bahá’u’lláh dat hij als Behoeder geen volmaakte spiegel was van de leringen van Bahá’u’lláh. Waarom zegt hij dit?
Zoals u en ik zullen niet zeggen dat we geen volmaakte bahá’ís zijn. Ik ben het niet zoals ik voor u sta, ik heb zwakke punten, wij allemaal hebben zwakke punten. Zoals Shoghi Effendi zegt: ‘wij zijn allemaal onvolmaakt. De leringen zijn volmaakt. ‘Abdu’l-Bahá was volmaakt.’
Ik lees nogmaals: “Wij allemaal hebben zwakke punten maar wanneer we opstaan om Bahá’u’lláh
te dienen, helpt Hij ons om ze te overwinnen op een waarlijk miraculeuze wijze.
En de glorie van ons Geloof is niet dat mensen met unieke bekwaamheden het werk van de Zaak doen maar dat het gedaan wordt door de opoffering van liefhebbende en toegewijde zielen die onzelfzuchtig opstaan om het werk op zich te nemen, waarvan ze zichzelf soms onbekwaam achten om het te volbrengen.
God werkt door hen heen en schenkt hun gaven waarvan ze niet konden dromen dat ze die ooit bezaten.”
Vertaald door Ben Burrekers
Lezing door Alí Nakhjavani
In een van zijn brieven aan de Amerikaanse gelovigen heeft Shoghi Effendi vier woordbepalingen
gebruikt die ons helpen hoe te onderrichten. Deze vier bijwoorden zijn:
bidden - tactvol - liefdevol - volharding
We zullen ze een voor een behandelen.
Bidden. Er is een brief van Shoghi Effendi waarin hij zegt dat we onderricht de overheersende passie van ons leven moeten maken. Denk nu een ogenblik na wat dit inhoudt. Denk na over het menselijk ras in het algemeen gesproken. Zij hebben passies. (hartstochten)
Bijvoorbeeld een overheersende passie bij de niet-bahá’í jongeren is vermaak, een andere overheersende passie is geld, een andere overheersende passie is macht, meer macht enzovoort.
Wat zou nu de overheersende passie van een bahá’í zijn; hij zei het Geloof te onderrichten.
Met andere woorden, ik zou er naar moeten verlangen om het Geloof te onderrichten. Ik zou er behoefte aan moeten hebben om het Geloof te onderrichten, ik zou er van moeten houden om het Geloof te onderrichten. Ik zou er aan moeten denken wanneer ik ’s morgens opsta, ik zou er de gehele dag door aan moeten denken. Ik zou een geschikte gelegenheid moeten afwachten, ik zou moeten ophouden met het noemen van de naam van Bahá’u’lláh om de naam van het Geloof met waardigheid te kunnen noemen en de gelegenheid zal zich voordoen wanneer ik deze passie heb.
Wanneer ik er naar verlang dit te doen, elke dag van mijn leven. Weet u, het kost geen tijd wanneer ik omga met mensen op mijn kantoor terwijl ik aan het werk ben, zelfs wanneer ik naar de supermarkt ga, wat het ook mag zijn, indien ik een gelegenheid heb zal ik het aangrijpen teneinde de naam van het Geloof te noemen en dan, wanneer de persoon dorstende is zal die persoon meer vragen stellen. Ik zal de naam moeten laten vallen, ik zal de naam moeten noemen. In feite is er een brief van Shoghi Effendi waarin hij schrijft dat je tenminste de naam één keer moet noemen in de 24 uur aan een niet-bahá’í.
Dit is niet Alí die dit tegen u zegt, het is Shoghi Effendi die dit tegen ons zegt, de Behoeder van ons Geloof zegt het tegen ons. Wanneer het de overheersende passie wordt dan zal dat gebeuren.
Er is ook een brief van Shoghi Effendi waarin iemand vraagt aan Shoghi Effendi hoe zij ontvankelijke zielen kan vinden en zij woonde in een stad en zei dat het voor haar zeer moeilijk was om deze ontvankelijke zielen te vinden. Wat zal ik doen?
Het antwoord van Shoghi Effendi was: “Ja, hij was het ermee eens dat er in iedere stad ontvankelijke zielen zijn, echter om ze te vinden moeten wij gebruik maken van gebed.
We moeten iedere dag bidden, ‘O God, stuur mij ontvankelijke zielen’ “. Natuurlijk zal die persoon zich ook moeten mengen onder de mensen en in staat zijn om de naam van het Geloof te noemen. Maar als de houding juist is en God ziet het, Bahá’u’lláh ziet het, dan zal Hij deze ontvankelijke zielen sturen. In de Kitáb-i-Aqdas staat beste vrienden: “Wij zien u vanuit Ons rijk van glorie en Wij zullen u bijstaan. Wij zullen u helpen met de Scharen van Onze Engelen en vanuit de Scharen in den Hoge zullen ze naar u toekomen.” Verwijzend naar deze tekst in de Kitáb-i-Aqdas bestaat er een brief van Shoghi Effendi, gericht aan de Amerikaanse gelovigen. Hij schrijft hierin: “U twijfelt, laat de twijfelaar opstaan in plaats van te zeggen, gij Thomas die twijfelt, verdwijn uit mijn gezicht.”
Hij zegt: “Kom mijn beste vriend, u twijfelt aan wat Bahá’u’lláh gezegd heeft, laat de twijfelaar opstaan en zie voor hemzelf en voor haarzelf hoe geldig de belofte van Bahá’u’lláh is, hoe Hij ons te hulp komt, hoe Hij ons wilt inspireren, ons bijstaan, ons helpen.”
U weet dat ik vaak denk dat we dingen moeten uitleggen door middel van voorbeelden.
Nu hier is een voorbeeld. Veronderstel dat er een kleine stad is en er is een toerist naar deze stad gekomen om een bijzondere soort schilderijen te zien. Ze weet niet waar ze naar toe moet gaan.
Er is een toeristenbureau en ze gaat er naar toe en vraagt: “Heeft u winkels hier die al dit soort schilderijen verkopen?” Er zijn nu twee winkels in die kleine stad. Een van deze twee winkels is altijd gesloten, de andere is altijd open. Laat ons raden wat het antwoord van het toeristenbureau zal zijn. Zal het die adres geven van de winkel die gesloten is?
Zeker niet, het toeristenbureau zal het adres geven van de winkel die altijd open is.
Wat is er aan de hand met die andere man die deze winkel heeft en het gesloten houdt.
Hij houdt echter van deze schilderijen, hij wil zichzelf echter afscheiden met de schilderijen.
Hij brengt de camera mee en neemt foto’s en hij heeft ook nog een aantal boeken en encyclopedieën en dus tracht hij er achter te komen wanneer de kunstenaar dit beeld maakte en onder welke omstandigheden en hij schrijft een proefschrift over dit bijzondere schilderij. Nu dit is prachtig en er is er niets mis mee, maar hij is in staat de winkel te sluiten omdat hij niet gestoord wil worden. Dat zou misschien de reden kunnen zijn, maar deze klant zal zich niet naar hem laten sturen. De klant zal gestuurd worden door het toeristenbureau (die de Schare in den Hoge voorstelt) naar de winkel die open is. Naar de bahá’í wiens hart open is, naar de bahá’í wiens huis openstaat, naar de bahá’í die wacht. Hij staat bijna op de stoep en wacht af wie degene is die er aan komt en informeert. Wanneer dit onze houding zal zijn zal Bahá’u’lláh Zijn ontvankelijke zielen zenden omdat het Zijn dienaren zijn, het zijn Zijn schepselen. Zij houden van Hem en Hij houdt van hen omdat zij op zoek zijn naar de waarheid. Er zijn oprechte zoekers naar de waarheid en Hij zal ze naar ons sturen en geloof me, het is zo gemakkelijk om iemand te onderrichten die wacht en er klaar voor is. Zodra je het Geloof noemt zullen ze alles opdrinken omdat ze er klaar voor zijn want ze zijn zoekend en het is heel eenvoudig om op die manier te onderrichten.
Het tweede ding is de vraag om tactvol te onderrichten.
Om tactvol te onderrichten moet je weten wat de ontvankelijkheid is van de persoon waarmee je in gesprek komt. Is hij iemand die bijvoorbeeld geïnteresseerd is in profetieën, dan moet je gaan naar de profetieën in de Bijbel of als het een moslim is dan naar de Koran. Indien hij geen belangstelling heeft in profetieën of passages uit de geschriften van vroegere religies, maar is hij meer geïnteresseerd in sociale aangelegenheden dan is dit waarbij we de leringen van ons Geloof hiermee in verband kunnen brengen en overeenkomstig met de behoeften van de mensen. Liefdevol onderrichten we met liefde in onze harten, allereerst uit liefde voor God, uit liefde voor Bahá’u’lláh, liefde voor de leringen, liefde voor het hele idee van het overbrengen van de boodschap naar een ontvankelijke ziel. Om het water des levens te geven aan een dorstige ziel. Dit soort liefde, zuivere liefde, onzelfzuchtige liefde en tenslotte moeten we er in volharden om het elke dag te doen zoals ik al eerder vermeld heb.
Natuurlijk hebben we onze verontschuldigingen. We zeggen, weet u mijnheer Nakhjavani, geloof me ik begrijp alles wat u zegt maar kijk naar mij en het leven dat ik leid, ik heb eenvoudigweg geen tijd, zie hoe druk ik het heb. Wanneer u nu goed geluisterd heeft naar wat ik pas zei over de overheersende passie, overheersende passie kost helemaal geen tijd. Het is iets wat bij je is, in je is, het is je liefde voor het Geloof, het brengen van de boodschap, biddend elke dag en de gelegenheid zal komen. Het kost geen tijd, het is bij je iedere dag, altijd.
Denk aan een bij, een bij zit op een bloem. De natuur heeft dit lichaam een bepaalde capaciteit gegeven om het stuifmeel vast te houden, de stuifmeelkorrels van deze bloem. Het vliegt totaal niet bewust naar een andere bloem maar u en ik zijn wel 100% bewuste wezens. En wat gebeurt er, ze laat enkele stuifmeelkorrels op die andere bloem achter en als gevolg hiervan is er een wisselwerking en ontstaat er leven, het leven gaat door. Wij zijn bijen, we zitten op de leringen, zelfs al pakken we maar één stuifmeelkorrel uit de leringen, we dragen iets met ons mee, laten we zeggen de principes van het Geloof, dat is genoeg. We weten weinig, we geven weinig maar we geven meer met wijsheid, tactvol. We zouden niet moeten denken dat we geen tijd hebben, we moeten ons begeven onder de mensen en zien wat de noden zijn en we laten iets van de leringen bij hen achter met waardigheid, gepast, met gematigdheid en we moeten niet bang zijn.
We moeten weten dat Hij ons te hulp zal komen en Hij heeft het zo gezegd. Over kennis hebben we iets gehoord van Ruhiyyih Khanum over wat haar moeder gezegd heeft en wij horen het van Violet wanneer ze in staat is om een lezing te houden over May Maxwell, de moeder van Ruhiyyih Khanum. May Maxwell was gewoon te zeggen dat het Geloof net als een universiteit is. We zijn ingeschreven maar we studeren nooit af.
Wanneer we denken dat de heer zo en zo, oké hij is een grote geleerde, er toch nog heel veel dingen zijn die hij niet weet of zij niet weet. Wij worden nooit volmaakt in onze kennis over het Geloof. Wij groeien echter de gehele tijd, wij leren steeds. Dus wees niet bang om het Geloof te onderrichten.
Het derde punt wat inhoudt het leven te leven, lees ik u een passage voor van Shoghi Effendi, de twee laatste passages. Hij geeft een lijst met ethische leringen.
Bovenaan de lijst staat rechtvaardigheid. In andere brieven raadt hij de jongeren aan passages uit de Geschriften van Bahá’u’lláh uit het hoofd te leren en ook uitspraken van ‘Abdu’l-Bahá, in het bijzonder de toespraken die hij in het Westen hield. Hij zei, leer dit uit je hoofd en gebruik het in je onderrichtswerk zodat je de boodschap in haar zuivere vorm brengt en stop er niet je eigen denken in wanneer je de boodschap van Bahá’u’lláh kenbaar maakt. Leer het uit je hoofd en breng het over. Een andere suggestie die je in de geschriften van Shoghi Effendi aan de jongeren tegenkomt is het spreken in het openbaar. Wanneer je op een college zit en er is een cursus in het openbaar te spreken, ga het volgen omdat spreken in het openbaar zo belangrijk is voor de jongeren omdat zij de Zaak moeten verkondigen. Ze moeten de Zaak onderrichten, ze moeten de Zaak bevorderen, ze moeten in staat zijn om het op een doelmatige wijze te doen.
In andere passages legt hij uit hoe belangrijk het is om actief in de gemeenschap te zijn en ik citeer letterlijk: “Over de kwestie van de belangrijkheid van samenwerking en deelname aan het werk van de gemeenschap, gebaseerd op het fundamentele bahá’í principe dat het nut van het deel het beste bereikt kan worden door het nut van het geheel.
Shoghi Effendi brengt nogmaals onder de aandacht dat de mens organisch verbonden is met de sociale omgeving om hem heen. Zijn innerlijk leven wordt hierdoor diep beïnvloed. Er is een actie en interactie tussen het individu en de gemeenschap. Het individu steunt de gemeenschap en de gemeenschap helpt de individu en zijn geestelijke groei, de twee werken samen.
Nogmaals nu de kwestie van het bahá’í leven leiden. Iemand in de Verenigde Staten vroeg aan ‘Abdu’l-Bahá toen hij daar was dat zij heel graag het bahá’í leven wilde leiden. Ze vroeg: “Wat zal ik nu doen?” Zie nu het antwoord dat ‘Abdu’l-Bahá heeft gegeven. Hij zei: “Wanneer u het bahá’í leven wilt leiden dan is het eerste een dorst krijgen naar vergeestelijking.”
Teneinde een dorst naar vergeestelijking te krijgen moet u drie dingen doen. Ten eerste moet u bidden, ten tweede de Geschriften van Bahá’u’lláh lezen en ten derde, hij zei een zeer vreemd iets, denk na over het leven na de dood.
Laten we het eerste punt nemen, het punt van bidden, ik heb het verscheidene malen genoemd in mijn presentatie deze avond, maar vanwege datgene wat Bahá’u’lláh zegt in de Verborgen Woorden: “Geef u iedere dag rekenschap van uw doen en laten eer gij ter verantwoording wordt geroepen.” Ik denk dat een bahá’í, een gewetensvolle bahá’í, bij zichzelf persoonlijk enkele vragen zou moeten stellen. Voer ik de verplichte gebeden iedere dag uit; dat wil zeggen een van deze drie. Zeg ik 95 maal ‘Alláh-u-Abhá elke dag? U kunt hierop alleen zelf antwoord geven.
Lees ik de Bahá’í-geschriften van Bahá’u’lláh tweemaal per dag, eenmaal in de ochtend en eenmaal ’s avonds. Het betekent niet dat we 10 bladzijden moeten lezen, er is geen verwijzing naar de hoeveelheid leesstof. Het zou één zin kunnen zijn, dat is genoeg maar we moeten lezen, we moeten volgen wat ‘Abdu’l-Bahá en wat Bahá’u’lláh ons zegt in de Kitáb-i-Aqdas.
Er is een brief van ‘Abdu’l-Bahá waarin hij schrijft: “De meeste tijd ben ik in een staat van gebed.”
Hij is het voorbeeld, hij zegt mij en u: “Wees als mij, volg mij.” Doe ik dit? Ben ik in een staat van gebed? Ben ik met God wanneer ik mijn leven leid of ben ik met mijn ego? Dit zijn vragen die we aan onszelf moeten stellen. Voel ik de aanwezigheid van God gedurende de dag of tijdens de meeste uren van de dag? Ben ik dicht bij God, realiseer ik me dat Hij me ziet, dat Hij me kent en dat Hij me hoort? Ben ik me hiervan bewust?
Dit zijn de vragen die we onszelf moeten stellen en wanneer je met God bent, geloof me dan zegt Hij duidelijk dat Hij met ons is. Het gaat zelfs verder. In een van zijn geschriften zegt ‘Abdu’l-Bahá dat God u zal tonen dat Hij met u is. U zult zien dat Hij met u is, met andere woorden Hij zal u tekenen laten zien dat Hij daar is, met u, u helpt en u leidt.
Dit is niet Alí die u iets zegt en u toestopt met teksten maar deze teksten moeten ons leven binnendringen en deel gaan uitmaken van ons leven en dat is hoe wij zullen groeien.
En het laatste punt is reflectie over het leven na de dood. In de Verborgen Woorden zegt Bahá’u’lláh ons dat we het niet weten want de dood komt onaangekondigd. Zoals ik vanavond tot u spreekt zou ik in elkaar kunnen zakken en een hartaanval krijgen en een probleem scheppen voor het organisatiecomité. Hij zegt onaangekondigd, plotseling. Niemand weet waar zijn einde of haar einde zal zijn en wanneer dat einde zal komen. Dus zei ‘Abdu’l-Bahá dit tegen deze beste vrouw die het bahá’í leven wilde leiden; denk na over het leven na de dood.
Wees niet bang voor het idee van de dood, denk erover na. Denk na over, of je klaar bent.
We zijn onsterfelijke zielen die rekenschap verschuldigd zijn aan God. Ben ik er klaar voor om in de tegenwoordigheid van mijn Schepper te zijn, mijn Almachtige Schepper, ben ik er klaar voor om rekenschap af te leggen voor mijn daden en Hij zegt: “Ik ken zelfs uw geheime gedachten.”
Dat staat in de Verborgen Woorden. Hij zegt: “Alles wat u hebt gedaan is daar opgetekend.”
Dit staat ook in de Verborgen Woorden. Ik kan niets verbergen. Maar wanneer ik nadenk over deze dingen en ‘Abdu’l-Bahá zegt ons dat dit zal helpen om het bahá’í leven te leiden.
Dan zegt hij: ‘Wanneer je dit gedaan hebt dan kun je beginnen met het bahá’í leven te leiden.’
Ik weet dat we kunnen denken, je kunt me vertellen wat je zegt oké is, maar hoe kan ik al deze dingen doen wat je me zegt. Wees eerlijk.
Oké, ik ben een zwak schepsel, wie ben ik, hoe kunnen we al deze dingen doen. Goed, ik voel precies hoe u zich voelt maar ik wil graag het antwoord van Shoghi Effendi geven op de vraag van, wie ben ik? Voordat ik dit doe wil ik u zeggen dat Violet en ik een groot deel van ons lange leven gereisd hebben. Wij hebben veel druppels gezien die oceanen zijn geworden, precies zoals in de Geschriften vermeld staat. Wij hebben atomen gezien die zonnen werden, muggen die adelaars werden, dit staat ook in de Geschriften. U bent het niet die dit doet, Hij doet het door goddelijke bekrachtigingen. Hij zal ons te hulp komen en ons transformeren, ons herscheppen.
Shoghi Effendi gebruikt deze uitdrukking, herscheppen. Hij zegt dat de Zaak de macht bezit om ons te herscheppen, alleen wanneer we dat willen, alleen wanneer we naar Hem keren, alleen wanneer we opstaan, alleen wanneer we bereid zijn offers te brengen, alleen wanneer we zuivere motieven hebben.
Met dit in onze gedachten, laat ik dan mijn toespraak beëindigen met deze enkele passages van Shoghi Effendi. “De Zaak werd gevestigd door toegewijde zielen welks toewijding ijver en zelfopoffering ieder obstakel overwon en miraculeuze overwinningen behaalden voor het Geloof van God. We hebben allemaal zwakke punten.” Neem deze woorden s.v.p. ter harte.
Wij allemaal hebben zwakke punten. Shoghi Effendi zegt uitgezonderd ‘Abdu’l-Bahá die het enige voorbeeld van het Geloof was. Zelfs Shoghi Effendi zegt in de Beschikking van Bahá’u’lláh dat hij als Behoeder geen volmaakte spiegel was van de leringen van Bahá’u’lláh. Waarom zegt hij dit?
Zoals u en ik zullen niet zeggen dat we geen volmaakte bahá’ís zijn. Ik ben het niet zoals ik voor u sta, ik heb zwakke punten, wij allemaal hebben zwakke punten. Zoals Shoghi Effendi zegt: ‘wij zijn allemaal onvolmaakt. De leringen zijn volmaakt. ‘Abdu’l-Bahá was volmaakt.’
Ik lees nogmaals: “Wij allemaal hebben zwakke punten maar wanneer we opstaan om Bahá’u’lláh
te dienen, helpt Hij ons om ze te overwinnen op een waarlijk miraculeuze wijze.
En de glorie van ons Geloof is niet dat mensen met unieke bekwaamheden het werk van de Zaak doen maar dat het gedaan wordt door de opoffering van liefhebbende en toegewijde zielen die onzelfzuchtig opstaan om het werk op zich te nemen, waarvan ze zichzelf soms onbekwaam achten om het te volbrengen.
God werkt door hen heen en schenkt hun gaven waarvan ze niet konden dromen dat ze die ooit bezaten.”
Vertaald door Ben Burrekers