Mijn rol in het Negenjarenplan
door dr. Firaydoun Javaheri - 2023
Beste vrienden. Het is altijd een plezier om over het Negenjarenplan te praten.
Het plan vertegenwoordigt de marsorders voor ons allemaal gedurende de acht resterende jaren in zijn ontwikkeling. Het zal als basis dienen voor de daarop volgende plannen tot het jaar 2046 en het is een gids dat het leven van elke volgeling van Bahá’u’lláh vorm zou moeten geven. Verschillende aspecten van het plan kunnen worden besproken.
En vandaag deel ik graag een paar gedachten met u over een vraag die eenieder van ons kan hebben, namelijk wat is mijn rol in het Negenjarenplan in mijn eigen cluster.
Het Negenjarenplan werd ons gegeven door het Universele Huis van Gerechtigheid in zijn brief van 30 december 2021, gericht aan de Continentale Colleges van Raadgevers.
Het Plan heeft één enkel doel, namelijk het vrijmaken van de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof door steeds grotere maatregelen. Hoe passend is dat, zo’n grote onderneming met de focus op de vrijmaking van de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof, dat begon na een jaar van voorbereiding, reflectie en grote inspanning van de vrienden wereldwijd, ter herdenking van de honderdste verjaardag van de hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahִá en tevens hulde bracht aan het leven van het Volmaakte Voorbeeld van de leringen van Bahá’u’lláh en waarin het stelt dat ‘Abdu’l-Bahá in de woorden van het Huis van Gerechtigheid een zuiver kanaal was waardoor de krachten vrijkwamen door de Openbaring van Bahá’u’lláh en die konden inwerken op de wereld.
Het is een Plan dat negen jaar duurt en die we kunnen en moeten, zoals geadviseerd door het Huis van Gerechtigheid, beschouwen als een plan dat zich ontvouwt in twee fasen met een looptijd van respectievelijk vier en vijf jaar. Planning voor vooruitgang tegen Ridván 2026 en vervolgens tegen Ridván 2031. Het Negenjarenplan heeft voor zover ik het begrijp, vier numerieke doelstellingen. Ten eerste, een groeiprogramma op een bepaald ontwikkelingsniveau in ongeveer 14.000 clusters in de wereld en waarvan 11.000 als intensieve groeiprogramma’s zouden kunnen worden beschouwd. En 5.000 van deze 11.000 hebben mijlpaal drie bereikt in tenminste één zo’n cluster in elk land en elke regio.
Het heeft ook een aantal kwalitatieve doelstellingen voor de lange termijn, waarvan er sommige zijn die nog verder stijgen in het vermogen van de individuele gelovige, de plaatselijke gemeenschap en de instellingen van het Geloof, zodat eenieder zijn rol kan spelen en zijn capaciteiten en kwaliteiten kan ontwikkelen, wetende dat eenieder niet in staat is zijn volledig potentieel op eigen kracht te manifesteren.
Ten tweede, door een bredere kijk op het concept van geloof aan te nemen via het trainingsinstituut, dat een diepere waardering verwerft voor de centrale rol van onderricht in een gemeenschap die gegrondvest is op bahá’í principes en een gekoesterde inzet doet voor het verlenen van steun en diensten aan de verdere ontwikkeling van een onderrichtssysteem dat zich in een staat van voortdurende verfijning bevindt.
Ten derde, verhoging van capaciteit voor besturen op alle niveaus.
Het voorbereiden van een effectieve deelname aan de discoursen van de samenleving en voor de opkomst van sociale actie-initiatieven.
Ten vierde, het uitbreiden van ons gevoel van focus om tegemoet te komen aan vele actielijnen die allemaal vooruitgang moeten boeken, zonder met elkaar te concurreren.
Het nastreven van deze doelen zou ons moeten helpen een passende oplossing te vinden, een antwoord voor de volkeren van de wereld als zij ons vragen wat de bahá’ís doen om de mensheid te dienen.
Paragraaf 4 van de brief van 30 december 2021 biedt een antwoord op deze vraag.
1.
In deze dagen spreken we over dienstbaarheid, vooral door activiteiten van religieuze gemeenschappen zoals voedselacties, het uitdelen van kleding, het schoonhouden van parken en rivieren. Dergelijke diensten zijn waardevol en prijzenswaardig voor iedereen die ze kan verlenen, maar ze zijn vergelijkbaar met het doneren van een vis aan een hongerige man. Een dienst die meer impact aan die man zou hebben als we weten dat het goed zou zijn om hem te leren vissen. En toch zou de meer fundamentele en diepgaande dienst aan hem erin bestaan zijn hart en ziel te versnellen en hem in staat te stellen de door God gegeven talenten te gebruiken, niet alleen om in zijn eigen behoeften te voorzien, maar ook om bij te dragen aan het welzijn van zijn medemensen. Door dit te doen, dus niet alleen dat aan zijn materiële behoeften wordt voldaan, maar ook aan zijn geestelijke behoeften wordt voldaan. Behoeften zoals zijn waardigheid, zijn nobelheid en zijn gevoel deel uit te maken van de gemeenschap van het mensenras en snel een wereldburger worden en een voorvechter van de verbetering ervan. Mensen bekrachtigen als een dienst aan de mensheid.
Deze bekrachtiging in de woorden van Shoghi Effendi is om het licht van goddelijke leiding en de stimulerende kracht van de geest naar een heel nieuw gebied te brengen door harten te verkwikken, door mensen in staat te stellen gebruik te maken van de geestelijke energieën die vrijkomen als resultaat van het aanbreken van de dag van eenheid, de door God gegeven oneindige capaciteiten aan individuen en groepen. Ze worden vrijgegeven voor gebruik binnen een raamwerk dat tegemoet komt aan hun spirituele en materiële behoeften en hen in staat stelt de leiding te nemen over hun eigen vooruitgang.
Dit is een dienst die alleen aan de mensheid kan worden bewezen door degenen die zich aangetrokken voelen tot de visie van Bahá’u’lláh. Een bahá’í waarde in alle soorten diensten die met een zuiver hart wordt verleend, maar waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen diensten die elk goedhartig persoon kan verlenen en diensten die alleen kunnen worden verleend door degenen wier hart verlicht is door het licht van de Openbaring van Bahá’u’lláh en hij/zij zal er goed aan doen prioriteit te geven aan tijd en energie voor de diensten die hij of zij wil verlenen. Het Negenjarenplan, naast het stellen van doelen ten aanzien van wat de gemeenschap met de Grootste Naam moet nastreven, biedt verschillende wegen aan om elk doel te bereiken. De Ridván boodschap van 2023 van het U.H.v.G. bespreekt de vooruitgang die is geboekt tijdens het eerste jaar van het Plan en beschrijft de bahá’í gemeenschap als een gemeenschap wier verheven geestesgesteldheid en grote vastberadenheid passen bij haar hoge roeping. In dezelfde boodschap spreekt het U.H.v.G. zijn diepe vreugde uit dat de vrienden het tweede jaar van het Plan zijn ingegaan met een frisse perspectief en een diepgaand inzicht in de betekenis van wat zij, hier ook in Canada, willen bereiken.
We hebben de vreugdevolle reactie van de vrienden gekregen bij een dynamische start van het Plan, inbegrepen de indrukwekkende vooruitgang in de voorbereiding van de bouw van het Nationale Huis van Aanbidding in dit gezegende land en met zoveel bijeenkomsten van de vrienden in Canada om een nieuw perspectief te krijgen op wat er in het tweede jaar van het Plan moet worden bereikt om met vastberadenheid opofferend op te staan, dit is ook prijzenswaardig. Dit fascinerend mondiaal perspectief van vooruitgang vrienden, waarin bahá’ís samen met gelijkgestemde vrienden in meer dan 6.000 clusters over de hele wereld er naar streven te leren hoe ze zo de remedie van Bahá’u’lláh kunnen toepassen op de kwalen van de samenleving om hen heen en het leggen van de basis voor gemeenschappen van de samenleving om hen heen en het leggen van de basis voor gemeenschappen die mensen in staat zullen stellen samen te werken om in hun materiële en geestelijke behoeften te voorzien en bij te dragen aan de opbouw van een betere wereld, gebaseerd op de eenheid van het menselijke ras, is voor ons allemaal een krachtig middel tot motivatie inzake mondiaal te denken en plaatselijk te handelen en onze opofferende inspanningen in onze eigen clusters te verdubbelen.
2.
De vermelding van de opofferende inspanningen die nodig zijn om de doelstelling van het Plan te verwezenlijken, herinnert ons allemaal aan de verklaring van het Huis van Gerechtigheid dat het Negenjarenplan eisen zal stellen aan de individuele gelovige, de gemeenschap en de instellingen die doen denken aan de eisen die de Behoeder aan het begin van het Tienjarenkruistocht aan de bahá’í wereld stelde. Het kan nuttig zijn enkele woorden hierover te zeggen. Het doel van de Tienjarenkruistocht vrienden, was de spirituele verovering van de planeet. De gelovigen waren niet bereid zich door wereldse zaken te laten beroven van de diensten die de geliefde Behoeder aan die generatie bahá’ís had gevraagd uit te voeren. Dit betekende niet dat iemand zijn of haar wereldse leven moest verwaarlozen. Integendeel, het betekende dat ze besloten hun leven opnieuw in te richten rond het dienen van de behoeften van de Tienjarenkruistocht en in dit nieuwe leven zorgden ze ervoor dat zowel in hun materiële als spirituele behoeften werden voorzien.
Ze stelden de prioriteit van hun leven vast, gingen verder en waren vaak voorspoedig, zelfs in materieel opzicht. Ieder individu en iedere familie nam deel aan de Tienjarenkruistocht.
Degenen die internationaal konden gaan pionieren deden dat met alle materiële onzekerheden die dit met zich meebracht. Velen die dit niet konden doen pionierden in hun thuisfront en bereikten grote resultaten in het onderrichtswerk. Gezinnen die niet konden gaan pionieren deden hun best om hun kinderen te steunen en familieleden en andere vrienden konden reageren op de Zaak in het Tienjarenplan. Degenen die thuis moesten blijven, maar bewogen werden door een diep verlangen om deel te nemen aan de mondiale Kruistocht, onderzochten hun dagelijkse en wekelijkse levens en brachten veranderingen aan in hun werkpatronen en indien nodig om ervoor te zorgen dat ze voldoende tijd zouden hebben om het Geloof te dienen, of het nu op het gebied van onderricht of bestuurlijk was. Iedereen, jong en oud, rijk en arm, droeg bij aan de fondsen en ondersteunde daarmee de vorming van nieuwe bahá’í instellingen in vele landen.
In hun gebeden smeekten ze Bahá’u’lláh om Zijn dienaren te leiden en te beschermen op het gebied van dienstbaarheid overal ter wereld. De geestelijke verovering van de planeet werd zo bereikt en aan het einde van het Plan werd het Universele Huis van Gerechtigheid opgericht. Aan het begin van de Tienjarenkruistocht was de betekenis van al zijn doelstellingen niet helemaal duidelijk voor alle vrienden. De individuele werkers op het gebied van de dienstverlening waren zich niet noodzakelijkerwijs bewust van de urgentie van hun diensten in relatie tot de zeer vitale wet van Bahá’u’lláh , te weten de vorming van het Universele Huis van Gerechtigheid. Wat deze machtige onderneming tot een succes maakte was de loyaliteit en liefde voor de Behoeder. Dit bracht hen ertoe op te staan en te doen wat iedereen kon doen in antwoord op de roep van hun geliefde Behoeder. Deze opofferende inspanningen brachten een veelheid aan geestelijke krachten die behulpzaam waren bij het transformeren van harten, het oprichten van bahá’í gemeenschappen, het aantal bahá’í instellingen over de hele wereld breidde zich enorm uit en leidde uiteindelijk tot de oprichting van het Universele Huis van Gerechtigheid. De Zaak van God ging een nieuwe kritische fase in met betrekking tot zijn vooruitgang en in zijn vermogen om de mensheid te dienen. Deze generatie van bahá’ís die individueel of samen met anderen hebben gereageerd op de doelen die gesteld werden door de Behoeder inzake de Tienjarenkruistocht, zal altijd met een bijzondere mate van liefde en waardering worden vermeld in de annalen van ons Geloof. Waren de gelovigen niet opgestaan dan zou de voortgang van het goddelijk Plan zijn vertraagd. Het is eenvoudigweg onmogelijk voor te stellen dat zij niet zouden hebben gereageerd en nog moeilijker om zich de gevolgen voor te stellen van een dergelijke passiviteit. Er zijn nog steeds velen onder ons die dienden tijdens de Tienjarenkruistocht of die zich de verhalen van opofferingen herinnerden van vele vrienden uit het Oosten en het Westen.
3.
Zij die de tijd nemen om deze verhalen in deze huidige tijd in herinnering te brengen, zullen zeer zeker inspirerend zijn, in termen van deze opofferende inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van het Negenjarenplan in onze clusters te verwezenlijken.
Er is ook een eenvoudige wiskundige berekening dat we rekening moeten houden , dat hoe meer menselijke hulpbronnen er in een cluster beschikbaar zijn, des te gemakkelijker is het voor iedereen om het proces van gemeenschapsopbouw vooruit te helpen. Maar om het stadium te bereiken waarin menselijke hulpbronnen in overvloed aanwezig zijn in een cluster zijn opofferende inspanningen nodig voor het kleinere aantal aanwezige toegewijde mensen. Uiteraard zullen verschillende individuen dit in verschillende mate kunnen doen, maar iedereen die zulke inspanningen naar beste vermogen levert, is de ontvanger van deze eer die het Huis van Gerechtigheid in zijn boodschap van 30 december 2021 uitspreekt en waarin staat hoe enorm gezegend die zielen zijn die de grootsheid van deze staat leven en in de betekenis van hun daden streven naar de opkomst van een samenleving, gevormd door de goddelijke leringen. Voordat de individuele verantwoordelijkheden ten aanzien van de vereisten van het Plan worden uitgebreid, zou ik graag kort een punt willen delen met jullie over het belang van het kennen van het Plan. Paragraaf 4 begint, door op te merken dat de bahá’ís enerzijds proberen een steeds dieper inzicht te krijgen in de leringen van Bahá’u’lláh en anderzijds te leren deze toe te passen op de behoeften van hun samenleving.
Het is waar dat het kennen van het Plan op dit moment op een dieper niveau zal zijn en ons enorm geholpen heeft bij het toepassen van de bepalingen ervan op onze clusters.
Maar we weten ook dat hoe meer we deze bepalingen toepassen, des te dieper ons begrip van het Plan en van zijn openbaring zal worden. Soms kan het tietallen jaren duren voordat de volledige wijsheid en het strategisch belang van de nadruk die wordt gelegd op bepaalde activiteiten van het Plan begrepen wordt door de groep van gelovigen.
Niettemin heeft de geschiedenis aangetoond dat een gebrek aan een volledig begrip nooit een obstakel is geweest voor de bahá’ís om op te staan om de doelstellingen van welk Plan dan ook te verwezenlijken. De erfenis van de gemeenschap is dat, ongeacht het niveau ervan en het begrip van het goddelijk Plan, generatie na generatie bahá’ís een reden hebben om bij te dragen aan de succesvolle uitvoering ervan. Dit is onze erfenis, de erfenis waar wij, de huidige generatie volgens mijn overtuiging, er naar zullen streven totdat de doelstellingen van het Negenjarenplan met succes zijn behaald, zowel in onze eigen cluster in Canada als in alle clusters van de wereld.
In maart van dit jaar waren Vida en ik in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo om de inauguratie bij te wonen van het eerste Nationale Huis van Aanbidding in de bahá’í wereld. De glorie van de ceremonie met meer dan 2.000 aanwezigen, waaronder hoge functionarissen van de regering en van het diplomatieke Hof van het land. Hoe de schoonheid van de Tempel en het landschap van de omgeving de handen ineen hebben geslagen om een omgeving te creëren die spirituele verheffing schept, is iets dat men alleen ten volle kan waarderen door erbij aanwezig te zijn.
De kwaliteit van de Nationale Geestelijke Raad die rapporteerde over de voortgang van de gemeenschapsopbouwende inspanningen in dat land met 700.000 zielen, betrokken bij de kernactiviteiten, was inderdaad prijzenswaardig. Een voorbeeld van wat het Huis van Gerechtigheid verwoordde in zijn Ridván boodschap van 2023 over een bahá’í gemeenschap die verwantschap niet als onderscheid ziet.
Ik wil graag met u een gedachte delen die bij mij opkwam toen ik in die spirituele bekrachtigende sfeer zat. Overweldigd door de majesteit van die ceremonie viel me het op dat het proces van internationaal pionieren in de D.R.C. begonnen moet zijn met de oproep van de geliefde Behoeder tijdens de Tienjarenkruistocht en vervolgens herhaald werd in de daarop volgende plannen van het Universele Huis van Gerechtigheid.
4.
Canada kan trots zijn op haar bijdragen aangezien het een aantal internationale pioniers naar dat land heeft gestuurd. Deze pioniers zoals we allemaal weten, hebben vrijwillig belangrijke veranderingen in hun leven aangebracht om deel te nemen aan de genade van dienstbaarheid aan de Zaak van Bahá’u’lláh, toen zij destijds gehoor gaven aan de behoeften van het goddelijk Plan. Aangezien ik jarenlang in het naburige land Zambia had gewoond, kan ik u vertellen dat veel van de internationale pioniers zich concentreerden op het stadium van de ontwikkeling van de nationale gemeenschap. Ze waren niet volledig alert op de betekenis van hun eigen diensten binnen het grotere beeld van de ontplooiing van de nieuwe wereldorde van Bahá’u’lláh. Het was bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om vragen te horen als waarom er zoveel belang wordt gehecht aan de vorming van een Plaatselijke Geestelijke Raad in een afgelegen dorp, waar uiterlijk weinig lijkt te veranderen of te gebeuren als gevolg van de vorming van die P.G.R. Soms hebben sommigen zich misschien zelfs afgevraagd hoeveel aandacht er aan wordt besteed naar de statistieken over het aantal
P.G.R.’s in welke regio dan ook. Maar hier konden we vijftig jaar later op een meer tastbare manier de diensten zien die de bahá’í gemeenschap van Congo aan dat land leverde en aan de mensheid en zien hoe die N.G.R. nu functioneert als een van de sterke pijlers van het U.H.v.G., natuurlijk samen met de andere 176 N.G.R.’s en die de leden van het U.H.v.G. hebben gekozen. Ik verbond deze gedachte met het proces van het huidige Negenjarenplan waarin het U.H.v.G. een beroep doet op ons om er naar te streven de opkomst van een samenleving, gevormd door de goddelijke leringen, het proces van intrede in troepen te bevorderen en door in grotere mate de maatschappij-opbouwende kracht van de Zaak van Bahá’u’lláh, vrij te geven. Als er vandaag de dag er iemand van ons is die de centrale rol van de Zaak misschien niet volledig begrijpt zoals het Trainingsinstituut als instrument voor wat we willen bereiken. Of om inzicht te krijgen in de betekenis van een of meer aspecten van een van de kernactiviteiten met betrekking tot het opbouwen van een beschaving, zoals voorzien in de wetgeving door Bahá’u’lláh. Als er momenten zijn waarop we ons kunnen afvragen over de noodzaak tot het stellen van numerieke doelen en de aandacht, besteed aan statistieken met betrekking tot de ontwikkeling van ons cluster, kunnen we er zeker van zijn dat de wijsheid en de betekenis van onze huidige inspanningen voor gemeenschapsopbouw en de essentie van ons huidige werk geleidelijk duidelijker zullen worden. Dus streven we er naar de doelstellingen van het Plan te bereiken, terwijl we het proberen te begrijpen.
Dit denkproces echode bij mij wat het U.H.v.G. schreef op 26 maart 2016 aan de bahá’ís van de Verenigde Staten en Canada, waarin zij hen aanspraken als de uitverkoren ontvangers van ‘Abdu’l-Bahá, die het goddelijk Plan opstelde en hen hiervan op de hoogte stelden van het succes van het goddelijk Plan over de hele wereld. Er staat in dat uw zustergemeen- schappen waarvan u er zoveel helpt op te richten, nu volwassen zijn en dat u naast hen staat, klaar om de grote uitdagingen aan te gaan die voor ons liggen. In diezelfde brief vertelde het Huis van Gerechtigheid de bahai’s in deze twee landen, dat de beweging van onze clusters naar de verste grenzen van het leren, de tijd zal inluiden waarin de gemeenschappen die we hebben opgebouwd, direct zullen terugkomen en eventueel verdwijnen.
De krachten van corruptie, morele laksheid en van diepgewortelde vooroordelen die ons aantasten, rechtstreeks zullen bestrijden en uiteindelijk zullen uitroeien. Om terug te gaan naar de vraag van mijn rol in het Negenjarenplan in mijn eigen cluster, met betrekking tot het kwaliteitsaspect van het Plan, vragen zoals aangezien het volgende van hulp kan zijn bij het identificeren van iemands persoonlijke verantwoordelijkheid.
5.
2. Hoe kan ik een gekoesterde inzet maken om meer steun te verlenen aan de
inspanningen die in het cluster zijn ondernomen op het pad van de verdere
ontwikkeling van het instituutsproces?
3. Wat kan ik doen om de toename van de bestuurscapaciteit op alle niveaus te
ondersteunen?
Verder maak ik er liever melding van lieve vrienden, om te benadrukken hoe het Negenjarenplan werkelijk een prachtige blauwdruk is die dient om ons eigen leven te beïnvloeden en vorm te geven. Nadenken over individuele verantwoordelijkheden om het Negenjarenplan te dienen. Een fundamentele verantwoordelijkheid voor het individu is om er bewust naar te streven de noodzakelijke capaciteiten die hij of zij nodig heeft, te identificeren en te ontwikkelen, om tegemoet te komen aan de behoeften van het gemeenschapsopbouwende proces in zijn of haar cluster.
De verantwoordelijkheden van het individu ten opzichte van de beweging van het cluster waar hij of zij in woont, kunnen uit drie categorieën bestaan.
Paragraaf 7 stelt dat de beweging van clusters langs een continuüm van ontwikkeling het basismodel zal blijven voor de uitbreiding en consolidatie van de gemeenschap, zoals beschreven in de eerdere plannen op basis van deze verklaringen.
Als je vraagt, betekent dit dat het bevorderen van het proces van toetreding door troepen, waartoe het proces van gemeenschapsopbouw in het vorige Vijfjarenplan heeft opgeroepen, dit zal worden voortgezet? Ik zeg, ja. Maar deze keer wordt het door de lens gevolgd van het leren hoe we in steeds grotere mate de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof kunnen vrijmaken en wat voor mij een verschuiving impliceert in de wijze waarop we onze activiteiten waarnemen en uitvoeren.
Een fundamenteel punt in deze verschuiving zoals ik het zie, is om het werk van het Plan te zien zoals geadviseerd door het Huis van Gerechtigheid met betrekking tot, in wezen spirituele ondernemingen om het licht van Bahá’u’lláh’s Openbaring steeds breder te verspreiden en de wortels van Zijn Geloof steeds dieper in de bodem van de samenleving uit te breiden.
Elk daarvan heeft, in de woorden van het Huis van Gerechtigheid, meetbare resultaten opgeleverd. Op deze wijze onze activiteiten waar ook te vergroten, ons bewustzijn van de diepgaande waarde en betekenis van zelfs de kleinste activiteiten waar we betrokken bij zijn.
Het concept van spirituele ondernemingen met meetbare resultaten verplicht ons ook om systematischer te werk te gaan bij het uitvoeren ervan en bij het meten van de voortgang ervan. Regelmatig reflecteren bij beide ondernemingen, meetbare doelen stellen, elk kwartaal of jaarlijks en met het uitstippelen van een pad naar het bereiken van elk doel en het beoordelen van de voortgang, behoren tot de verschillende praktische stappen die deze verschuiving vereist. Deze verschuiving heeft implicaties, zowel voor de clustergemeenschappen als voor de individuen en gezinnen.
De aard van de kwartaal- of jaarplannen voor een cluster hoeft niet ingewikkeld te zijn.
6.
Een paar realistische doelen en het pad om ze te bereiken kan een plan vormen. De volgende vier onderling verbonden plannen leken mij essentieel voor veel van onze clusters vandaag de dag. Een plan om het trainingsinstituut in het cluster te hebben. Wat zijn de volgende twee, drie punten over het trainingsinstituut in het cluster die het komende jaar versterkt kunnen worden? Wat zijn de stappen die genomen moeten worden op weg hier naar toe? Nummer twee, een plan voor de effectiviteit van de groeicycli, welke twee of drie dingen moeten verbeterd worden? De manier waarop groeicycli werken en wat is het pad om dit te bereiken? Drie, een plan om de effectiviteit van huisbezoeken te vergroten door het te beschouwen als een effectief pad, niet alleen voor het aanpakken van de kwestie van het isolement van gelovigen, maar ook voor het aanpakken van verschillende behoeften van de gemeenschapscluster, inclusief de promotie van kernactiviteiten.
En vier, een plan om de gelovigen te helpen een passie voor lesgeven in hun hart aan te wakkeren en periodiek na te denken over effectieve manieren om het Geloof in hun omgeving te onderrichten.
Een ander punt in deze verschuiving kan te maken hebben met het feit dat ze over het algemeen systematischer zijn, impliciet in het opbouwen en voortdurend vooruitgaan van een kern van individuen of bij het creëren van een groeiprogramma van toenemende omvang en intensiteit is inderdaad noodzakelijk betreffende het gebruik van meetbare resultaten. Anders zou de steeds groter wordende aard van de kern of de toenemende omvang en intensiteit van het groeiprogramma mogelijk niet de nodige aandacht krijgen.
In de Ridván boodschap van 2021 verwijst het U.H.v.G. naar de capaciteit van het voorbereiden van eenvoudige te kweken planten op het niveau van de cluster en moedigt uitbreiding aan van deze capaciteit.
Hoe breiden we deze capaciteit uit door doelen te stellen met meetbare resultaten en een pad te identificeren om zo elk doel te bereiken en is een tijdige uitbreiding van deze capaciteit. Het hebben van plannen en doelen voor een cluster kan zeer behulpzaam zijn op andere manieren omdat het bijvoorbeeld gemakkelijker zou maken voor de onderrichtsteams en voor de individuen om hun eigen plannen te maken en hun eigen doelen te stellen. Een ander punt in deze verschuiving waar het Negenjarenplan om vraagt houdt deze leiding van het Universele Huis van Gerechtigheid in. De immobilisatie van een aanzienlijk aantal bahá’ís die op creatieve en intelligente wijze het raamwerk voor actie van de plannen toepassen, gegrond op de werkelijkheid van hun situatie c.q. omstandigheden waar ze ook in het cluster wonen. Het gaat om gezinnen en individuele gelovigen die samenwerken en een bewuste beslissing nemen om zichzelf te zien als behorend tot een zichzelf uitbreidende kern. Dit gebeurt al in een aantal clusters door de vorming van kernen van vrienden of door onderrichtsteams. Natuurlijk zouden teams moeten worden bijgestaan om te leren hoe ze het beste kunnen samenwerken. Om in het licht van deze leiding te kunnen functioneren zijn een paar vrienden uit vier aangrenzende buurten in een cluster in de zuidelijke regio van Ontario in 2019 als team gaan dienen. In het begin hadden ze één wekelijkse devotionele bijeenkomst en alleen bahá’ís namen daaraan deel.
Regelmatige bestudering van de leiding van het Huis van Gerechtigheid heeft hen in staat gesteld duidelijk te blijven, dat zij geen groep vrienden zijn die ze moeten raadplegen en afspreken hoe zij met elkaar kunnen samenwerken om het Geloof in het cluster te verbreiden, in plaats van een team te vormen die een ruimte heeft gecreëerd waar een paar vrienden op een ordelijke regelmatige manier samenkomen, vastbesloten om te leren hoe ze op een creatieve en intelligente wijze het raamwerk voor actie van de plannen kunnen toepassen op de werkelijkheid van hun eigen omstandigheden.
Deze toewijding heeft implicaties waaronder het leren geen beslissingen te nemen op basis van wat men denkt dat het een betere manier van onderrichten is, maar eerder op de ervaring van wat heeft gewerkt.
7.
Deze groep vrienden leerde al snel dat wanneer de vorming van een team gebaseerd is op liefde en kameraadschap tussen de leden, het resultaat de vermenigvuldiging van kracht en capaciteiten is. Wanneer het team profiteert van de regelmaat van bijeenkomsten en activiteiten door toenemende systematisering en door actie en reflectie, kan vooruitgang aanzienlijk zijn. Een van de manieren waarop leren van anderen in vergelijkbare omstandigheden wordt bereikt door het bestuderen van de schriftelijke rapporten die door de Hulpraadsleden aan dergelijke teams worden verstrekt.
Het team heeft geleerd dat er veel voordelen zijn als je jezelf veel inspant met betrekking tot de begeleiding die aan een cluster wordt gegeven. Bijvoorbeeld rekening houdend met de bevolking eromheen in het licht van hun concentrische cirkels en het regelmatig bekijken hoe ze elke persoon binnen hun concentrische cirkel kunnen begeleiden. Numerieke doelen stellen en een overtuigend middel identificeren om elk doel te bereiken. De dynamiek die ontstaat door het vergroten van de activiteiten op basis van numerieke doelen en het definiëren van een pad om elk doel te bereiken, is een constructieve ervaring.
Het pad naar het bereiken van de doelen was gericht op het helpen van hun contacten, de bahá’ís te helpen de implementatie van de teamdoelen in hun eigen buurt na te streven.
In vier jaar was het team overgegaan van één naar zeven kernactiviteiten en van het regelmatig houden van een fireside met liefst 30 mensen uit de bredere samenleving en hun concentrische cirkels, waarvan er drie of vier als voorvechter kunnen worden beschouwd en vijf of zes verklaringen. Hun doelen voor Ridván 2024 zijn 60 mensen laten deelnemen aan kernactiviteiten in hun concentrische cirkels en nog eens vier verklaringen
De leiding werkt met meer capaciteit zodat er meer kan worden bereikt.
De sleutel is om de diepgaande implicaties van dit revolutionaire aspect van Bahá’u’lláh’s Openbaring beter eigen te maken zodat het individu een sleutelrol heeft ten aanzien van de vervulling van de goddelijke visie. De noodzaak om beter te begrijpen wie in het systeem van Bahá’u’lláh voor de daadwerkelijke uitdaging van de vervulling van de visie van Bahá’u’’lláh staat.
Shoghi Effendi verduidelijkt dit door ons in sturende termen. Hij zei, zo ernstig en volhardend en toch zo glorieus, men weet in de eerste plaats dat de individuele gelovige het laatste redmiddel is van het Geloof waarvan de gehele gemeenschap afhangt.
Het Huis van Gerechtigheid benadrukt dit door te stellen dat de rol van de individu van uniek belang is in het werk van de Zaak. Want het is het individu die de vitaliteit van het Geloof manifesteert en waarvan het succes van het onderrichtswerk en de ontwikkeling van de gemeenschap afhangt. Alle inspanningen van de instellingen en van de gemeenschap zijn er inderdaad op gericht om individuen te inspireren en ze in staat te stellen om op te staan en te dienen. Shoghi Effendi benadrukte de absolute noodzaak van individueel initiatief en actie.
En niets, maar dan ook niets kan de vervanging ervan vervangen. De verantwoordelijkheid die op het individu wordt gelegd om bij te dragen aan de voortgang van het goddelijk Plan.
Met andere woorden, ongeacht de vraag of de clustergemeenschappen een plan aankondigen of niet en of er wel of niet voldoende aanmoediging is voor individuen om op te staan, één ding is absoluut duidelijk, het is de verantwoordelijkheid van het individu om op te staan en het goddelijk Plan te dienen. Hoe reageert men op deze verantwoordelijkheid?
In dit licht kan eenieder van ons zichzelf vragen stellen. Eén essentiële vraag aan mij is deze.
Beschouw ik de voortgang van het Negenjarenplan in mijn cluster als de zorg van mijn leven, of gewoon als een plicht? Als iets mijn plicht is die ik me opleg en op de lijst van mijn taken staat, ik mijn best doe om aan de lijst te voldoen.
Maar als iets de voornaamste zorg van mijn leven is, denk ik er voortdurend over na en plan ik het. Het is iets waar ik mijn hele leven er omheen zou organiseren als mijn materiële zaken niet lukken. Nu, het is verbetering, het is de pre-occupatie van mijn leven totdat het beter wordt.
8.
Als mijn kind ziek is dan wordt haar of zijn gezondheid de voornaamste zorg van mijn leven. Al zulke taken maken natuurlijk deel uit van wat God wil dat ik doe, maar hoe zit het met de directe behoeften van het Geloof. Hebben zij niet ook mijn leven nodig?
Gerichte aandacht? Met deze vraag in gedachten heeft het individu een plan nodig voor zijn of haar meer directe dienstverlening aan de Zaak. God, de Almachtige heeft twee plannen en heeft twee Manifestaties van God gestuurd om deze uit te voeren. Het grotere Plan van God wordt direct gestuurd en gecontroleerd door Bahá’u’lláh. Hij inspireert en begeleidt ook het Universele Huis van Gerechtigheid om toezicht te houden op het Kleine Plan van God waarin individuen een sleutelrol te spelen hebben. Op basis van wat ontvangen wordt van het U.H.v.G. en in overleg met de Raadgevers van elke Nationale Geestelijke Raad en van elke Regionale Raad, inbegrepen die van Canada en die van Ontario brengt het een plan in kaart voor zijn landgenoten. Clusters bewegen zich steeds meer in de richting van het creëren van duidelijke plannen in het bereiken van elk doel.
Het is fascinerend hoe Bahá’u’lláh door middel van het systeem Zijn goddelijk Plan heeft opgesteld. Het Kleine Plan van God bereikt ons en geeft aan eenieder van ons de gunst en de mogelijkheid om te beslissen hoe we kunnen bijdragen aan de vervulling van de goddelijke visie voor de mensheid. Het Kleine Plan van God heeft zich ontwikkeld in de huidige fase in het Negenjarenplan door ons leven op één lijn te brengen met de Wil van God, zodat we het goede welbehagen van Bahá’u’lláh kunnen winnen en wij een passend antwoord kunnen geven op onze liefde voor het Universele Huis van Gerechtigheid.
Er komen natuurlijk vragen zoals, wat kan ik als individu doen? Of wat kunnen wij als een koppel of als een gezin doen voor de vooruitgang van het Plan in onze clusters?
Het is absoluut noodzakelijk dat deze individu of gezin een plan maakt voor wat en hoe zij willen bijdragen aan de voortgang van het goddelijk Plan in hun cluster.
Als ze geen plan hebben hoe zouden ze dan weten hoeveel tijd en energie ze nodig hebben om te bereiken wat ze willen doen voor Bahá’u’lláh?
De doelen die in elk van onze individuele plannen zijn gesteld, zullen uiteraard variëren, afhankelijk van ons begrip van de Openbaring over onze interesses en omstandigheden en in ons antwoord op de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van het Plan en de behoeften van ons cluster. Van de onmiddellijke behoeften van alle clusters van onze regio is het vermogen om het Geloof effectief te onderrichten en om grotere aantallen mensen van de bredere samenleving uit te nodigen voor de cursussen van het trainingsinstituut.
Als dit vermogen complex lijkt is het de taak om het stukje bij beetje op te bouwen dankzij onze “Global Learning” van de afgelopen 27 jaar. De kunst van het koesteren van duurzame vriendschap met onze buren, de passie om het Geloof te onderrichten, het leren van de meest effectieve benadering van onderricht in de eigen buurt, het verwerven van de waardigheid om de materialen van het instituut te introduceren aan onze buren, vrienden en collegaas. Tevens om de taal te verfijnen die wordt gebruikt om uit te leggen waar de bahá’ís mee bezig zijn, dit alles behoort tot de vaardigheden en benaderingen die nodig zijn om de capaciteit op te bouwen om mensen te onderrichten en uit te nodigen voor de cursussen van het trainingsinstiuut. Deze kunstvaardigheden en benaderingen dienen effectiever te zijn in het helpen om ons actieve voorvechters van het goddelijk Plan te maken en moeten we hen versterken met een dieper begrip van waarom de boodschap van Bahá’u’lláh inderdaad het soevereine geneesmiddel is voor elke ziekte waarmee de mensheid wordt geconfronteerd.
Hen versterken met het inzicht dat hoe groter de aantallen van de bredere samenleving deelnemen aan de activiteiten, des te sterker het proces van gemeenschapsopbouw zal
plaatsvinden en des te zichtbaarder zullen de tekenen zijn van het vrijkomen van de kracht van het Geloof die de samenleving opbouwt.
9.
Een andere reeks capaciteiten die we in dit opzicht moeten ontwikkelen, houdt verband met de veranderingen die eenieder van ons moet doorvoeren in ons leven, teneinde voldoende tijd en energie te hebben voor het werk van het Geloof en om betrokken te kunnen zijn bij vele actielijnen die allemaal vooruitgang moeten boeken zonder met elkaar te concurreren onder de bahá’ís.
Er zijn veel dingen die we moeten doen. Bahá’u’lláh heeft ons wetten en verordeningen gegeven om ze na te leven en wij als individuen zien dat ook als onze plicht om het na te komen. De wetten van het verplichte gebed, het vasten, betaling van de Huququ’lláh enzovoort naleven. De verantwoordelijkheid die aan het individu is opgelegd om deel te nemen aan het onderrichten van de Zaak van God, lijkt speciale aandacht te vereisen. Eerst zegt Hij dat de Pen van de Allerhoogste heeft verordend en heeft iedereen de verplichting opgelegd om de Zaak te onderrichten. Waarom heeft God ons de verantwoordelijkheid opgelegd om Zijn zaak te onderrichten? Waarom leggen we onze kinderen bepaalde handelingen op zoals het in acht nemen van een specifieke tijd waarop ze naar bed moeten? Is dat niet omdat we weten dat het voor hun eigen bestwil is, zelfs als ze het niet begrijpen? Kan het zijn dat onderrichten van de Zaak een essentieel onderdeel is van onze geestelijke groei, ook al begrijpen we het niet.
In de tweede plaats, is het niet interessant dat het onderrichten van de Zaak de enige kwestie is waarvoor geen aanvaardbaar excuus bestaat, mits het individu daartoe niet in
staat is. Dus Hij heeft ons een alternatief gegeven, namelijk dat als we onszelf niet kunnen onderrichten, we maatregelen moeten nemen die iemand anders in staat zou stellen dit namens ons te doen. Het onderrichten van de Zaak is een verantwoordelijkheid die aan eenieder van ons wordt opgelegd. Het gaat veel verder dan alleen plicht. Paragraaf 9 en 10 van de brief van 30 december 2021, waarin wordt uitgelegd hoe belangrijk individueel onderricht is voor de vooruitgang van gemeenschapsopbouw. Het onderrichten van het Geloof omvat uiteraard een breed scala aan activiteiten die gericht zijn op het helpen van individuele zielen om het pad te bewandelen en uiteindelijk de waarheid van de Openbaring van Bahá’u’lláh te erkennen. We voeren deze taak uit in het besef dat de erkenning en het erbij horen, of geestelijke handelingen waarbij alleen het individu volledig en vrij beslist.
Het houden van een regelmatige devotionele bijeenkomst en het uitnodigen van mensen uit de bredere samenleving, het geven of ondersteunen van kinderklassen en de activiteiten van junior jeugdgroepen, het bijwonen en of aanmoedigen om studiekringen bij te wonen, regelmatig firesides houden, verheven gesprekken voeren met personen over spirituele zaken. Of de boodschap van Bahá’u’lláh onder de aandacht van de mensen brengen door middel van enig andere methode als eventueel onderdeel van onderrichtscampagnes.
Het individu kan kiezen hoe hij onderricht, maar is niet vrijgesteld van onderrichten, we moeten onderrichten. Het Huis van Gerechtigheid spreekt over de noodzaak voor iedere bahá’í om zichzelf persoonlijke onderrichtsdoelen te stellen en vestigt de aandacht op de aansporing van ‘Abdu’l-Bahá om elk jaar tenminste één nieuwe ziel naar het Geloof te leiden als voorbeeld van een persoonlijk doel. Denk er aan dat velen capaciteiten hebben om nog meer te doen. En als er enige twijfel in de hoofden van iemand van ons bestaat of we wel of niet kunnen bijdragen aan het proces van gemeenschapsopbouw, zoals beschreven in het Negenjarenplan, dan is hier de leidraad van het Universele Huis van Gerechtigheid aan een individuele gelovige in een brief uit 2019.
Er staat dat iedereen een manier kan vinden om dit proces te ondersteunen. Zelfs als iemand ervoor kiest om op welke manier dan ook deel te nemen aan persoonlijk onderricht in plaats van collectieve onderrichtscampagnes.
Het probleem is soms een gevoel van ontoereikendheid en een gevoel van minderwaardigheid dat individueel initiatief belemmert.
10.
Een brief, namens de Behoeder geschreven, zegt dit erover.
Het zijn precies deze zwakheden die hij wil dat de vrienden die overwinnen, want deze verlammen niet alleen hun inspanningen maar dienen feitelijk ook om de vlam van het geloof in hun hart te doven. Pas als alle vrienden tot het besef komen dat iedereen van hen in staat is om op zijn eigen manier de boodschap over te brengen, kunnen ze ooit hopen het doel te bereiken dat hen is voorgelegd door een liefdevolle en wijze Meester.
Iedereen is een potentiële onderrichter, hij hoeft alleen maar te gebruiken wat God hem heeft gegeven en zo te bewijzen dat hij trouw is aan Zijn vertrouwen.
Ik zal eindigen met nog een herinnering aan de diensten van de vrienden tijdens de Tienjarenkruistocht en zoals ik vandaag al zei, we zouden er goed aan doen om de heroïsche daden in herinnering te roepen van degenen die opstonden om de noden van de Tienjarenkruistocht te dienen en de offers die ze brachten door hun manier van leven te veranderen om het Plan te kunnen dienen.
Mogen we ook geïnspireerd worden om veranderingen in ons leven aan te brengen, wanneer en indien nodig om in de behoeften van het huidige Negenjarenplan te kunnen voorzien op de manier waarop wij dat willen en op de wijze waarop het Plan verdient bediend te worden.
Hier is de belofte van het Universele Huis van Gerechtigheid.
Bij de genade van de Almachtige God, zouden de vrienden erin slagen de hoogten van heldendom te bereiken, waartoe zij nu zijn opgeroepen, zal de geschiedenis zeker hulde brengen aan hun daden in termen die niet minder gloeien dan deze, waarmee zij de glorierijke daden eert die de annalen van de eerste eeuw van het Vormende Tijdperk siert.
Vrienden, ik hoop dat dit ene uur nadenken over het Negenjarenplan nuttig is geweest en een inspiratie zal zijn voor uw eigen verdere reflecties.
Emmen, december 2024
Vertaald door Ben Burrekers
door dr. Firaydoun Javaheri - 2023
Beste vrienden. Het is altijd een plezier om over het Negenjarenplan te praten.
Het plan vertegenwoordigt de marsorders voor ons allemaal gedurende de acht resterende jaren in zijn ontwikkeling. Het zal als basis dienen voor de daarop volgende plannen tot het jaar 2046 en het is een gids dat het leven van elke volgeling van Bahá’u’lláh vorm zou moeten geven. Verschillende aspecten van het plan kunnen worden besproken.
En vandaag deel ik graag een paar gedachten met u over een vraag die eenieder van ons kan hebben, namelijk wat is mijn rol in het Negenjarenplan in mijn eigen cluster.
Het Negenjarenplan werd ons gegeven door het Universele Huis van Gerechtigheid in zijn brief van 30 december 2021, gericht aan de Continentale Colleges van Raadgevers.
Het Plan heeft één enkel doel, namelijk het vrijmaken van de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof door steeds grotere maatregelen. Hoe passend is dat, zo’n grote onderneming met de focus op de vrijmaking van de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof, dat begon na een jaar van voorbereiding, reflectie en grote inspanning van de vrienden wereldwijd, ter herdenking van de honderdste verjaardag van de hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahִá en tevens hulde bracht aan het leven van het Volmaakte Voorbeeld van de leringen van Bahá’u’lláh en waarin het stelt dat ‘Abdu’l-Bahá in de woorden van het Huis van Gerechtigheid een zuiver kanaal was waardoor de krachten vrijkwamen door de Openbaring van Bahá’u’lláh en die konden inwerken op de wereld.
Het is een Plan dat negen jaar duurt en die we kunnen en moeten, zoals geadviseerd door het Huis van Gerechtigheid, beschouwen als een plan dat zich ontvouwt in twee fasen met een looptijd van respectievelijk vier en vijf jaar. Planning voor vooruitgang tegen Ridván 2026 en vervolgens tegen Ridván 2031. Het Negenjarenplan heeft voor zover ik het begrijp, vier numerieke doelstellingen. Ten eerste, een groeiprogramma op een bepaald ontwikkelingsniveau in ongeveer 14.000 clusters in de wereld en waarvan 11.000 als intensieve groeiprogramma’s zouden kunnen worden beschouwd. En 5.000 van deze 11.000 hebben mijlpaal drie bereikt in tenminste één zo’n cluster in elk land en elke regio.
Het heeft ook een aantal kwalitatieve doelstellingen voor de lange termijn, waarvan er sommige zijn die nog verder stijgen in het vermogen van de individuele gelovige, de plaatselijke gemeenschap en de instellingen van het Geloof, zodat eenieder zijn rol kan spelen en zijn capaciteiten en kwaliteiten kan ontwikkelen, wetende dat eenieder niet in staat is zijn volledig potentieel op eigen kracht te manifesteren.
Ten tweede, door een bredere kijk op het concept van geloof aan te nemen via het trainingsinstituut, dat een diepere waardering verwerft voor de centrale rol van onderricht in een gemeenschap die gegrondvest is op bahá’í principes en een gekoesterde inzet doet voor het verlenen van steun en diensten aan de verdere ontwikkeling van een onderrichtssysteem dat zich in een staat van voortdurende verfijning bevindt.
Ten derde, verhoging van capaciteit voor besturen op alle niveaus.
Het voorbereiden van een effectieve deelname aan de discoursen van de samenleving en voor de opkomst van sociale actie-initiatieven.
Ten vierde, het uitbreiden van ons gevoel van focus om tegemoet te komen aan vele actielijnen die allemaal vooruitgang moeten boeken, zonder met elkaar te concurreren.
Het nastreven van deze doelen zou ons moeten helpen een passende oplossing te vinden, een antwoord voor de volkeren van de wereld als zij ons vragen wat de bahá’ís doen om de mensheid te dienen.
Paragraaf 4 van de brief van 30 december 2021 biedt een antwoord op deze vraag.
1.
In deze dagen spreken we over dienstbaarheid, vooral door activiteiten van religieuze gemeenschappen zoals voedselacties, het uitdelen van kleding, het schoonhouden van parken en rivieren. Dergelijke diensten zijn waardevol en prijzenswaardig voor iedereen die ze kan verlenen, maar ze zijn vergelijkbaar met het doneren van een vis aan een hongerige man. Een dienst die meer impact aan die man zou hebben als we weten dat het goed zou zijn om hem te leren vissen. En toch zou de meer fundamentele en diepgaande dienst aan hem erin bestaan zijn hart en ziel te versnellen en hem in staat te stellen de door God gegeven talenten te gebruiken, niet alleen om in zijn eigen behoeften te voorzien, maar ook om bij te dragen aan het welzijn van zijn medemensen. Door dit te doen, dus niet alleen dat aan zijn materiële behoeften wordt voldaan, maar ook aan zijn geestelijke behoeften wordt voldaan. Behoeften zoals zijn waardigheid, zijn nobelheid en zijn gevoel deel uit te maken van de gemeenschap van het mensenras en snel een wereldburger worden en een voorvechter van de verbetering ervan. Mensen bekrachtigen als een dienst aan de mensheid.
Deze bekrachtiging in de woorden van Shoghi Effendi is om het licht van goddelijke leiding en de stimulerende kracht van de geest naar een heel nieuw gebied te brengen door harten te verkwikken, door mensen in staat te stellen gebruik te maken van de geestelijke energieën die vrijkomen als resultaat van het aanbreken van de dag van eenheid, de door God gegeven oneindige capaciteiten aan individuen en groepen. Ze worden vrijgegeven voor gebruik binnen een raamwerk dat tegemoet komt aan hun spirituele en materiële behoeften en hen in staat stelt de leiding te nemen over hun eigen vooruitgang.
Dit is een dienst die alleen aan de mensheid kan worden bewezen door degenen die zich aangetrokken voelen tot de visie van Bahá’u’lláh. Een bahá’í waarde in alle soorten diensten die met een zuiver hart wordt verleend, maar waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen diensten die elk goedhartig persoon kan verlenen en diensten die alleen kunnen worden verleend door degenen wier hart verlicht is door het licht van de Openbaring van Bahá’u’lláh en hij/zij zal er goed aan doen prioriteit te geven aan tijd en energie voor de diensten die hij of zij wil verlenen. Het Negenjarenplan, naast het stellen van doelen ten aanzien van wat de gemeenschap met de Grootste Naam moet nastreven, biedt verschillende wegen aan om elk doel te bereiken. De Ridván boodschap van 2023 van het U.H.v.G. bespreekt de vooruitgang die is geboekt tijdens het eerste jaar van het Plan en beschrijft de bahá’í gemeenschap als een gemeenschap wier verheven geestesgesteldheid en grote vastberadenheid passen bij haar hoge roeping. In dezelfde boodschap spreekt het U.H.v.G. zijn diepe vreugde uit dat de vrienden het tweede jaar van het Plan zijn ingegaan met een frisse perspectief en een diepgaand inzicht in de betekenis van wat zij, hier ook in Canada, willen bereiken.
We hebben de vreugdevolle reactie van de vrienden gekregen bij een dynamische start van het Plan, inbegrepen de indrukwekkende vooruitgang in de voorbereiding van de bouw van het Nationale Huis van Aanbidding in dit gezegende land en met zoveel bijeenkomsten van de vrienden in Canada om een nieuw perspectief te krijgen op wat er in het tweede jaar van het Plan moet worden bereikt om met vastberadenheid opofferend op te staan, dit is ook prijzenswaardig. Dit fascinerend mondiaal perspectief van vooruitgang vrienden, waarin bahá’ís samen met gelijkgestemde vrienden in meer dan 6.000 clusters over de hele wereld er naar streven te leren hoe ze zo de remedie van Bahá’u’lláh kunnen toepassen op de kwalen van de samenleving om hen heen en het leggen van de basis voor gemeenschappen van de samenleving om hen heen en het leggen van de basis voor gemeenschappen die mensen in staat zullen stellen samen te werken om in hun materiële en geestelijke behoeften te voorzien en bij te dragen aan de opbouw van een betere wereld, gebaseerd op de eenheid van het menselijke ras, is voor ons allemaal een krachtig middel tot motivatie inzake mondiaal te denken en plaatselijk te handelen en onze opofferende inspanningen in onze eigen clusters te verdubbelen.
2.
De vermelding van de opofferende inspanningen die nodig zijn om de doelstelling van het Plan te verwezenlijken, herinnert ons allemaal aan de verklaring van het Huis van Gerechtigheid dat het Negenjarenplan eisen zal stellen aan de individuele gelovige, de gemeenschap en de instellingen die doen denken aan de eisen die de Behoeder aan het begin van het Tienjarenkruistocht aan de bahá’í wereld stelde. Het kan nuttig zijn enkele woorden hierover te zeggen. Het doel van de Tienjarenkruistocht vrienden, was de spirituele verovering van de planeet. De gelovigen waren niet bereid zich door wereldse zaken te laten beroven van de diensten die de geliefde Behoeder aan die generatie bahá’ís had gevraagd uit te voeren. Dit betekende niet dat iemand zijn of haar wereldse leven moest verwaarlozen. Integendeel, het betekende dat ze besloten hun leven opnieuw in te richten rond het dienen van de behoeften van de Tienjarenkruistocht en in dit nieuwe leven zorgden ze ervoor dat zowel in hun materiële als spirituele behoeften werden voorzien.
Ze stelden de prioriteit van hun leven vast, gingen verder en waren vaak voorspoedig, zelfs in materieel opzicht. Ieder individu en iedere familie nam deel aan de Tienjarenkruistocht.
Degenen die internationaal konden gaan pionieren deden dat met alle materiële onzekerheden die dit met zich meebracht. Velen die dit niet konden doen pionierden in hun thuisfront en bereikten grote resultaten in het onderrichtswerk. Gezinnen die niet konden gaan pionieren deden hun best om hun kinderen te steunen en familieleden en andere vrienden konden reageren op de Zaak in het Tienjarenplan. Degenen die thuis moesten blijven, maar bewogen werden door een diep verlangen om deel te nemen aan de mondiale Kruistocht, onderzochten hun dagelijkse en wekelijkse levens en brachten veranderingen aan in hun werkpatronen en indien nodig om ervoor te zorgen dat ze voldoende tijd zouden hebben om het Geloof te dienen, of het nu op het gebied van onderricht of bestuurlijk was. Iedereen, jong en oud, rijk en arm, droeg bij aan de fondsen en ondersteunde daarmee de vorming van nieuwe bahá’í instellingen in vele landen.
In hun gebeden smeekten ze Bahá’u’lláh om Zijn dienaren te leiden en te beschermen op het gebied van dienstbaarheid overal ter wereld. De geestelijke verovering van de planeet werd zo bereikt en aan het einde van het Plan werd het Universele Huis van Gerechtigheid opgericht. Aan het begin van de Tienjarenkruistocht was de betekenis van al zijn doelstellingen niet helemaal duidelijk voor alle vrienden. De individuele werkers op het gebied van de dienstverlening waren zich niet noodzakelijkerwijs bewust van de urgentie van hun diensten in relatie tot de zeer vitale wet van Bahá’u’lláh , te weten de vorming van het Universele Huis van Gerechtigheid. Wat deze machtige onderneming tot een succes maakte was de loyaliteit en liefde voor de Behoeder. Dit bracht hen ertoe op te staan en te doen wat iedereen kon doen in antwoord op de roep van hun geliefde Behoeder. Deze opofferende inspanningen brachten een veelheid aan geestelijke krachten die behulpzaam waren bij het transformeren van harten, het oprichten van bahá’í gemeenschappen, het aantal bahá’í instellingen over de hele wereld breidde zich enorm uit en leidde uiteindelijk tot de oprichting van het Universele Huis van Gerechtigheid. De Zaak van God ging een nieuwe kritische fase in met betrekking tot zijn vooruitgang en in zijn vermogen om de mensheid te dienen. Deze generatie van bahá’ís die individueel of samen met anderen hebben gereageerd op de doelen die gesteld werden door de Behoeder inzake de Tienjarenkruistocht, zal altijd met een bijzondere mate van liefde en waardering worden vermeld in de annalen van ons Geloof. Waren de gelovigen niet opgestaan dan zou de voortgang van het goddelijk Plan zijn vertraagd. Het is eenvoudigweg onmogelijk voor te stellen dat zij niet zouden hebben gereageerd en nog moeilijker om zich de gevolgen voor te stellen van een dergelijke passiviteit. Er zijn nog steeds velen onder ons die dienden tijdens de Tienjarenkruistocht of die zich de verhalen van opofferingen herinnerden van vele vrienden uit het Oosten en het Westen.
3.
Zij die de tijd nemen om deze verhalen in deze huidige tijd in herinnering te brengen, zullen zeer zeker inspirerend zijn, in termen van deze opofferende inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van het Negenjarenplan in onze clusters te verwezenlijken.
Er is ook een eenvoudige wiskundige berekening dat we rekening moeten houden , dat hoe meer menselijke hulpbronnen er in een cluster beschikbaar zijn, des te gemakkelijker is het voor iedereen om het proces van gemeenschapsopbouw vooruit te helpen. Maar om het stadium te bereiken waarin menselijke hulpbronnen in overvloed aanwezig zijn in een cluster zijn opofferende inspanningen nodig voor het kleinere aantal aanwezige toegewijde mensen. Uiteraard zullen verschillende individuen dit in verschillende mate kunnen doen, maar iedereen die zulke inspanningen naar beste vermogen levert, is de ontvanger van deze eer die het Huis van Gerechtigheid in zijn boodschap van 30 december 2021 uitspreekt en waarin staat hoe enorm gezegend die zielen zijn die de grootsheid van deze staat leven en in de betekenis van hun daden streven naar de opkomst van een samenleving, gevormd door de goddelijke leringen. Voordat de individuele verantwoordelijkheden ten aanzien van de vereisten van het Plan worden uitgebreid, zou ik graag kort een punt willen delen met jullie over het belang van het kennen van het Plan. Paragraaf 4 begint, door op te merken dat de bahá’ís enerzijds proberen een steeds dieper inzicht te krijgen in de leringen van Bahá’u’lláh en anderzijds te leren deze toe te passen op de behoeften van hun samenleving.
Het is waar dat het kennen van het Plan op dit moment op een dieper niveau zal zijn en ons enorm geholpen heeft bij het toepassen van de bepalingen ervan op onze clusters.
Maar we weten ook dat hoe meer we deze bepalingen toepassen, des te dieper ons begrip van het Plan en van zijn openbaring zal worden. Soms kan het tietallen jaren duren voordat de volledige wijsheid en het strategisch belang van de nadruk die wordt gelegd op bepaalde activiteiten van het Plan begrepen wordt door de groep van gelovigen.
Niettemin heeft de geschiedenis aangetoond dat een gebrek aan een volledig begrip nooit een obstakel is geweest voor de bahá’ís om op te staan om de doelstellingen van welk Plan dan ook te verwezenlijken. De erfenis van de gemeenschap is dat, ongeacht het niveau ervan en het begrip van het goddelijk Plan, generatie na generatie bahá’ís een reden hebben om bij te dragen aan de succesvolle uitvoering ervan. Dit is onze erfenis, de erfenis waar wij, de huidige generatie volgens mijn overtuiging, er naar zullen streven totdat de doelstellingen van het Negenjarenplan met succes zijn behaald, zowel in onze eigen cluster in Canada als in alle clusters van de wereld.
In maart van dit jaar waren Vida en ik in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo om de inauguratie bij te wonen van het eerste Nationale Huis van Aanbidding in de bahá’í wereld. De glorie van de ceremonie met meer dan 2.000 aanwezigen, waaronder hoge functionarissen van de regering en van het diplomatieke Hof van het land. Hoe de schoonheid van de Tempel en het landschap van de omgeving de handen ineen hebben geslagen om een omgeving te creëren die spirituele verheffing schept, is iets dat men alleen ten volle kan waarderen door erbij aanwezig te zijn.
De kwaliteit van de Nationale Geestelijke Raad die rapporteerde over de voortgang van de gemeenschapsopbouwende inspanningen in dat land met 700.000 zielen, betrokken bij de kernactiviteiten, was inderdaad prijzenswaardig. Een voorbeeld van wat het Huis van Gerechtigheid verwoordde in zijn Ridván boodschap van 2023 over een bahá’í gemeenschap die verwantschap niet als onderscheid ziet.
Ik wil graag met u een gedachte delen die bij mij opkwam toen ik in die spirituele bekrachtigende sfeer zat. Overweldigd door de majesteit van die ceremonie viel me het op dat het proces van internationaal pionieren in de D.R.C. begonnen moet zijn met de oproep van de geliefde Behoeder tijdens de Tienjarenkruistocht en vervolgens herhaald werd in de daarop volgende plannen van het Universele Huis van Gerechtigheid.
4.
Canada kan trots zijn op haar bijdragen aangezien het een aantal internationale pioniers naar dat land heeft gestuurd. Deze pioniers zoals we allemaal weten, hebben vrijwillig belangrijke veranderingen in hun leven aangebracht om deel te nemen aan de genade van dienstbaarheid aan de Zaak van Bahá’u’lláh, toen zij destijds gehoor gaven aan de behoeften van het goddelijk Plan. Aangezien ik jarenlang in het naburige land Zambia had gewoond, kan ik u vertellen dat veel van de internationale pioniers zich concentreerden op het stadium van de ontwikkeling van de nationale gemeenschap. Ze waren niet volledig alert op de betekenis van hun eigen diensten binnen het grotere beeld van de ontplooiing van de nieuwe wereldorde van Bahá’u’lláh. Het was bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om vragen te horen als waarom er zoveel belang wordt gehecht aan de vorming van een Plaatselijke Geestelijke Raad in een afgelegen dorp, waar uiterlijk weinig lijkt te veranderen of te gebeuren als gevolg van de vorming van die P.G.R. Soms hebben sommigen zich misschien zelfs afgevraagd hoeveel aandacht er aan wordt besteed naar de statistieken over het aantal
P.G.R.’s in welke regio dan ook. Maar hier konden we vijftig jaar later op een meer tastbare manier de diensten zien die de bahá’í gemeenschap van Congo aan dat land leverde en aan de mensheid en zien hoe die N.G.R. nu functioneert als een van de sterke pijlers van het U.H.v.G., natuurlijk samen met de andere 176 N.G.R.’s en die de leden van het U.H.v.G. hebben gekozen. Ik verbond deze gedachte met het proces van het huidige Negenjarenplan waarin het U.H.v.G. een beroep doet op ons om er naar te streven de opkomst van een samenleving, gevormd door de goddelijke leringen, het proces van intrede in troepen te bevorderen en door in grotere mate de maatschappij-opbouwende kracht van de Zaak van Bahá’u’lláh, vrij te geven. Als er vandaag de dag er iemand van ons is die de centrale rol van de Zaak misschien niet volledig begrijpt zoals het Trainingsinstituut als instrument voor wat we willen bereiken. Of om inzicht te krijgen in de betekenis van een of meer aspecten van een van de kernactiviteiten met betrekking tot het opbouwen van een beschaving, zoals voorzien in de wetgeving door Bahá’u’lláh. Als er momenten zijn waarop we ons kunnen afvragen over de noodzaak tot het stellen van numerieke doelen en de aandacht, besteed aan statistieken met betrekking tot de ontwikkeling van ons cluster, kunnen we er zeker van zijn dat de wijsheid en de betekenis van onze huidige inspanningen voor gemeenschapsopbouw en de essentie van ons huidige werk geleidelijk duidelijker zullen worden. Dus streven we er naar de doelstellingen van het Plan te bereiken, terwijl we het proberen te begrijpen.
Dit denkproces echode bij mij wat het U.H.v.G. schreef op 26 maart 2016 aan de bahá’ís van de Verenigde Staten en Canada, waarin zij hen aanspraken als de uitverkoren ontvangers van ‘Abdu’l-Bahá, die het goddelijk Plan opstelde en hen hiervan op de hoogte stelden van het succes van het goddelijk Plan over de hele wereld. Er staat in dat uw zustergemeen- schappen waarvan u er zoveel helpt op te richten, nu volwassen zijn en dat u naast hen staat, klaar om de grote uitdagingen aan te gaan die voor ons liggen. In diezelfde brief vertelde het Huis van Gerechtigheid de bahai’s in deze twee landen, dat de beweging van onze clusters naar de verste grenzen van het leren, de tijd zal inluiden waarin de gemeenschappen die we hebben opgebouwd, direct zullen terugkomen en eventueel verdwijnen.
De krachten van corruptie, morele laksheid en van diepgewortelde vooroordelen die ons aantasten, rechtstreeks zullen bestrijden en uiteindelijk zullen uitroeien. Om terug te gaan naar de vraag van mijn rol in het Negenjarenplan in mijn eigen cluster, met betrekking tot het kwaliteitsaspect van het Plan, vragen zoals aangezien het volgende van hulp kan zijn bij het identificeren van iemands persoonlijke verantwoordelijkheid.
- Hoe kan ik uitgebreider bijdragen aan het creëren van een nieuwe reeks relaties tussen de drie voorvechters van het Plan? Relaties die kenmerken zijn van de samenleving die Bahá’u’lláh voor ogen heeft.
5.
2. Hoe kan ik een gekoesterde inzet maken om meer steun te verlenen aan de
inspanningen die in het cluster zijn ondernomen op het pad van de verdere
ontwikkeling van het instituutsproces?
3. Wat kan ik doen om de toename van de bestuurscapaciteit op alle niveaus te
ondersteunen?
Verder maak ik er liever melding van lieve vrienden, om te benadrukken hoe het Negenjarenplan werkelijk een prachtige blauwdruk is die dient om ons eigen leven te beïnvloeden en vorm te geven. Nadenken over individuele verantwoordelijkheden om het Negenjarenplan te dienen. Een fundamentele verantwoordelijkheid voor het individu is om er bewust naar te streven de noodzakelijke capaciteiten die hij of zij nodig heeft, te identificeren en te ontwikkelen, om tegemoet te komen aan de behoeften van het gemeenschapsopbouwende proces in zijn of haar cluster.
De verantwoordelijkheden van het individu ten opzichte van de beweging van het cluster waar hij of zij in woont, kunnen uit drie categorieën bestaan.
- Eén taak moet ik uitvoeren als mijn individuele initiatieven, dat wil zeggen zonder te worden gevraagd, zonder dat ik noodzakelijkerwijs wordt gesteund en misschien zelfs zonder te verwachten dat ik wordt aangemoedigd.
- Inzake de dingen die ik zou moeten ondernemen ter ondersteuning van de collectieve inspanningen van mijn gemeenschap.
- Ter ondersteuning van de plannen van de instellingen van het Geloof.
Paragraaf 7 stelt dat de beweging van clusters langs een continuüm van ontwikkeling het basismodel zal blijven voor de uitbreiding en consolidatie van de gemeenschap, zoals beschreven in de eerdere plannen op basis van deze verklaringen.
Als je vraagt, betekent dit dat het bevorderen van het proces van toetreding door troepen, waartoe het proces van gemeenschapsopbouw in het vorige Vijfjarenplan heeft opgeroepen, dit zal worden voortgezet? Ik zeg, ja. Maar deze keer wordt het door de lens gevolgd van het leren hoe we in steeds grotere mate de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof kunnen vrijmaken en wat voor mij een verschuiving impliceert in de wijze waarop we onze activiteiten waarnemen en uitvoeren.
Een fundamenteel punt in deze verschuiving zoals ik het zie, is om het werk van het Plan te zien zoals geadviseerd door het Huis van Gerechtigheid met betrekking tot, in wezen spirituele ondernemingen om het licht van Bahá’u’lláh’s Openbaring steeds breder te verspreiden en de wortels van Zijn Geloof steeds dieper in de bodem van de samenleving uit te breiden.
Elk daarvan heeft, in de woorden van het Huis van Gerechtigheid, meetbare resultaten opgeleverd. Op deze wijze onze activiteiten waar ook te vergroten, ons bewustzijn van de diepgaande waarde en betekenis van zelfs de kleinste activiteiten waar we betrokken bij zijn.
Het concept van spirituele ondernemingen met meetbare resultaten verplicht ons ook om systematischer te werk te gaan bij het uitvoeren ervan en bij het meten van de voortgang ervan. Regelmatig reflecteren bij beide ondernemingen, meetbare doelen stellen, elk kwartaal of jaarlijks en met het uitstippelen van een pad naar het bereiken van elk doel en het beoordelen van de voortgang, behoren tot de verschillende praktische stappen die deze verschuiving vereist. Deze verschuiving heeft implicaties, zowel voor de clustergemeenschappen als voor de individuen en gezinnen.
De aard van de kwartaal- of jaarplannen voor een cluster hoeft niet ingewikkeld te zijn.
6.
Een paar realistische doelen en het pad om ze te bereiken kan een plan vormen. De volgende vier onderling verbonden plannen leken mij essentieel voor veel van onze clusters vandaag de dag. Een plan om het trainingsinstituut in het cluster te hebben. Wat zijn de volgende twee, drie punten over het trainingsinstituut in het cluster die het komende jaar versterkt kunnen worden? Wat zijn de stappen die genomen moeten worden op weg hier naar toe? Nummer twee, een plan voor de effectiviteit van de groeicycli, welke twee of drie dingen moeten verbeterd worden? De manier waarop groeicycli werken en wat is het pad om dit te bereiken? Drie, een plan om de effectiviteit van huisbezoeken te vergroten door het te beschouwen als een effectief pad, niet alleen voor het aanpakken van de kwestie van het isolement van gelovigen, maar ook voor het aanpakken van verschillende behoeften van de gemeenschapscluster, inclusief de promotie van kernactiviteiten.
En vier, een plan om de gelovigen te helpen een passie voor lesgeven in hun hart aan te wakkeren en periodiek na te denken over effectieve manieren om het Geloof in hun omgeving te onderrichten.
Een ander punt in deze verschuiving kan te maken hebben met het feit dat ze over het algemeen systematischer zijn, impliciet in het opbouwen en voortdurend vooruitgaan van een kern van individuen of bij het creëren van een groeiprogramma van toenemende omvang en intensiteit is inderdaad noodzakelijk betreffende het gebruik van meetbare resultaten. Anders zou de steeds groter wordende aard van de kern of de toenemende omvang en intensiteit van het groeiprogramma mogelijk niet de nodige aandacht krijgen.
In de Ridván boodschap van 2021 verwijst het U.H.v.G. naar de capaciteit van het voorbereiden van eenvoudige te kweken planten op het niveau van de cluster en moedigt uitbreiding aan van deze capaciteit.
Hoe breiden we deze capaciteit uit door doelen te stellen met meetbare resultaten en een pad te identificeren om zo elk doel te bereiken en is een tijdige uitbreiding van deze capaciteit. Het hebben van plannen en doelen voor een cluster kan zeer behulpzaam zijn op andere manieren omdat het bijvoorbeeld gemakkelijker zou maken voor de onderrichtsteams en voor de individuen om hun eigen plannen te maken en hun eigen doelen te stellen. Een ander punt in deze verschuiving waar het Negenjarenplan om vraagt houdt deze leiding van het Universele Huis van Gerechtigheid in. De immobilisatie van een aanzienlijk aantal bahá’ís die op creatieve en intelligente wijze het raamwerk voor actie van de plannen toepassen, gegrond op de werkelijkheid van hun situatie c.q. omstandigheden waar ze ook in het cluster wonen. Het gaat om gezinnen en individuele gelovigen die samenwerken en een bewuste beslissing nemen om zichzelf te zien als behorend tot een zichzelf uitbreidende kern. Dit gebeurt al in een aantal clusters door de vorming van kernen van vrienden of door onderrichtsteams. Natuurlijk zouden teams moeten worden bijgestaan om te leren hoe ze het beste kunnen samenwerken. Om in het licht van deze leiding te kunnen functioneren zijn een paar vrienden uit vier aangrenzende buurten in een cluster in de zuidelijke regio van Ontario in 2019 als team gaan dienen. In het begin hadden ze één wekelijkse devotionele bijeenkomst en alleen bahá’ís namen daaraan deel.
Regelmatige bestudering van de leiding van het Huis van Gerechtigheid heeft hen in staat gesteld duidelijk te blijven, dat zij geen groep vrienden zijn die ze moeten raadplegen en afspreken hoe zij met elkaar kunnen samenwerken om het Geloof in het cluster te verbreiden, in plaats van een team te vormen die een ruimte heeft gecreëerd waar een paar vrienden op een ordelijke regelmatige manier samenkomen, vastbesloten om te leren hoe ze op een creatieve en intelligente wijze het raamwerk voor actie van de plannen kunnen toepassen op de werkelijkheid van hun eigen omstandigheden.
Deze toewijding heeft implicaties waaronder het leren geen beslissingen te nemen op basis van wat men denkt dat het een betere manier van onderrichten is, maar eerder op de ervaring van wat heeft gewerkt.
7.
Deze groep vrienden leerde al snel dat wanneer de vorming van een team gebaseerd is op liefde en kameraadschap tussen de leden, het resultaat de vermenigvuldiging van kracht en capaciteiten is. Wanneer het team profiteert van de regelmaat van bijeenkomsten en activiteiten door toenemende systematisering en door actie en reflectie, kan vooruitgang aanzienlijk zijn. Een van de manieren waarop leren van anderen in vergelijkbare omstandigheden wordt bereikt door het bestuderen van de schriftelijke rapporten die door de Hulpraadsleden aan dergelijke teams worden verstrekt.
Het team heeft geleerd dat er veel voordelen zijn als je jezelf veel inspant met betrekking tot de begeleiding die aan een cluster wordt gegeven. Bijvoorbeeld rekening houdend met de bevolking eromheen in het licht van hun concentrische cirkels en het regelmatig bekijken hoe ze elke persoon binnen hun concentrische cirkel kunnen begeleiden. Numerieke doelen stellen en een overtuigend middel identificeren om elk doel te bereiken. De dynamiek die ontstaat door het vergroten van de activiteiten op basis van numerieke doelen en het definiëren van een pad om elk doel te bereiken, is een constructieve ervaring.
Het pad naar het bereiken van de doelen was gericht op het helpen van hun contacten, de bahá’ís te helpen de implementatie van de teamdoelen in hun eigen buurt na te streven.
In vier jaar was het team overgegaan van één naar zeven kernactiviteiten en van het regelmatig houden van een fireside met liefst 30 mensen uit de bredere samenleving en hun concentrische cirkels, waarvan er drie of vier als voorvechter kunnen worden beschouwd en vijf of zes verklaringen. Hun doelen voor Ridván 2024 zijn 60 mensen laten deelnemen aan kernactiviteiten in hun concentrische cirkels en nog eens vier verklaringen
De leiding werkt met meer capaciteit zodat er meer kan worden bereikt.
De sleutel is om de diepgaande implicaties van dit revolutionaire aspect van Bahá’u’lláh’s Openbaring beter eigen te maken zodat het individu een sleutelrol heeft ten aanzien van de vervulling van de goddelijke visie. De noodzaak om beter te begrijpen wie in het systeem van Bahá’u’lláh voor de daadwerkelijke uitdaging van de vervulling van de visie van Bahá’u’’lláh staat.
Shoghi Effendi verduidelijkt dit door ons in sturende termen. Hij zei, zo ernstig en volhardend en toch zo glorieus, men weet in de eerste plaats dat de individuele gelovige het laatste redmiddel is van het Geloof waarvan de gehele gemeenschap afhangt.
Het Huis van Gerechtigheid benadrukt dit door te stellen dat de rol van de individu van uniek belang is in het werk van de Zaak. Want het is het individu die de vitaliteit van het Geloof manifesteert en waarvan het succes van het onderrichtswerk en de ontwikkeling van de gemeenschap afhangt. Alle inspanningen van de instellingen en van de gemeenschap zijn er inderdaad op gericht om individuen te inspireren en ze in staat te stellen om op te staan en te dienen. Shoghi Effendi benadrukte de absolute noodzaak van individueel initiatief en actie.
En niets, maar dan ook niets kan de vervanging ervan vervangen. De verantwoordelijkheid die op het individu wordt gelegd om bij te dragen aan de voortgang van het goddelijk Plan.
Met andere woorden, ongeacht de vraag of de clustergemeenschappen een plan aankondigen of niet en of er wel of niet voldoende aanmoediging is voor individuen om op te staan, één ding is absoluut duidelijk, het is de verantwoordelijkheid van het individu om op te staan en het goddelijk Plan te dienen. Hoe reageert men op deze verantwoordelijkheid?
In dit licht kan eenieder van ons zichzelf vragen stellen. Eén essentiële vraag aan mij is deze.
Beschouw ik de voortgang van het Negenjarenplan in mijn cluster als de zorg van mijn leven, of gewoon als een plicht? Als iets mijn plicht is die ik me opleg en op de lijst van mijn taken staat, ik mijn best doe om aan de lijst te voldoen.
Maar als iets de voornaamste zorg van mijn leven is, denk ik er voortdurend over na en plan ik het. Het is iets waar ik mijn hele leven er omheen zou organiseren als mijn materiële zaken niet lukken. Nu, het is verbetering, het is de pre-occupatie van mijn leven totdat het beter wordt.
8.
Als mijn kind ziek is dan wordt haar of zijn gezondheid de voornaamste zorg van mijn leven. Al zulke taken maken natuurlijk deel uit van wat God wil dat ik doe, maar hoe zit het met de directe behoeften van het Geloof. Hebben zij niet ook mijn leven nodig?
Gerichte aandacht? Met deze vraag in gedachten heeft het individu een plan nodig voor zijn of haar meer directe dienstverlening aan de Zaak. God, de Almachtige heeft twee plannen en heeft twee Manifestaties van God gestuurd om deze uit te voeren. Het grotere Plan van God wordt direct gestuurd en gecontroleerd door Bahá’u’lláh. Hij inspireert en begeleidt ook het Universele Huis van Gerechtigheid om toezicht te houden op het Kleine Plan van God waarin individuen een sleutelrol te spelen hebben. Op basis van wat ontvangen wordt van het U.H.v.G. en in overleg met de Raadgevers van elke Nationale Geestelijke Raad en van elke Regionale Raad, inbegrepen die van Canada en die van Ontario brengt het een plan in kaart voor zijn landgenoten. Clusters bewegen zich steeds meer in de richting van het creëren van duidelijke plannen in het bereiken van elk doel.
Het is fascinerend hoe Bahá’u’lláh door middel van het systeem Zijn goddelijk Plan heeft opgesteld. Het Kleine Plan van God bereikt ons en geeft aan eenieder van ons de gunst en de mogelijkheid om te beslissen hoe we kunnen bijdragen aan de vervulling van de goddelijke visie voor de mensheid. Het Kleine Plan van God heeft zich ontwikkeld in de huidige fase in het Negenjarenplan door ons leven op één lijn te brengen met de Wil van God, zodat we het goede welbehagen van Bahá’u’lláh kunnen winnen en wij een passend antwoord kunnen geven op onze liefde voor het Universele Huis van Gerechtigheid.
Er komen natuurlijk vragen zoals, wat kan ik als individu doen? Of wat kunnen wij als een koppel of als een gezin doen voor de vooruitgang van het Plan in onze clusters?
Het is absoluut noodzakelijk dat deze individu of gezin een plan maakt voor wat en hoe zij willen bijdragen aan de voortgang van het goddelijk Plan in hun cluster.
Als ze geen plan hebben hoe zouden ze dan weten hoeveel tijd en energie ze nodig hebben om te bereiken wat ze willen doen voor Bahá’u’lláh?
De doelen die in elk van onze individuele plannen zijn gesteld, zullen uiteraard variëren, afhankelijk van ons begrip van de Openbaring over onze interesses en omstandigheden en in ons antwoord op de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van het Plan en de behoeften van ons cluster. Van de onmiddellijke behoeften van alle clusters van onze regio is het vermogen om het Geloof effectief te onderrichten en om grotere aantallen mensen van de bredere samenleving uit te nodigen voor de cursussen van het trainingsinstituut.
Als dit vermogen complex lijkt is het de taak om het stukje bij beetje op te bouwen dankzij onze “Global Learning” van de afgelopen 27 jaar. De kunst van het koesteren van duurzame vriendschap met onze buren, de passie om het Geloof te onderrichten, het leren van de meest effectieve benadering van onderricht in de eigen buurt, het verwerven van de waardigheid om de materialen van het instituut te introduceren aan onze buren, vrienden en collegaas. Tevens om de taal te verfijnen die wordt gebruikt om uit te leggen waar de bahá’ís mee bezig zijn, dit alles behoort tot de vaardigheden en benaderingen die nodig zijn om de capaciteit op te bouwen om mensen te onderrichten en uit te nodigen voor de cursussen van het trainingsinstiuut. Deze kunstvaardigheden en benaderingen dienen effectiever te zijn in het helpen om ons actieve voorvechters van het goddelijk Plan te maken en moeten we hen versterken met een dieper begrip van waarom de boodschap van Bahá’u’lláh inderdaad het soevereine geneesmiddel is voor elke ziekte waarmee de mensheid wordt geconfronteerd.
Hen versterken met het inzicht dat hoe groter de aantallen van de bredere samenleving deelnemen aan de activiteiten, des te sterker het proces van gemeenschapsopbouw zal
plaatsvinden en des te zichtbaarder zullen de tekenen zijn van het vrijkomen van de kracht van het Geloof die de samenleving opbouwt.
9.
Een andere reeks capaciteiten die we in dit opzicht moeten ontwikkelen, houdt verband met de veranderingen die eenieder van ons moet doorvoeren in ons leven, teneinde voldoende tijd en energie te hebben voor het werk van het Geloof en om betrokken te kunnen zijn bij vele actielijnen die allemaal vooruitgang moeten boeken zonder met elkaar te concurreren onder de bahá’ís.
Er zijn veel dingen die we moeten doen. Bahá’u’lláh heeft ons wetten en verordeningen gegeven om ze na te leven en wij als individuen zien dat ook als onze plicht om het na te komen. De wetten van het verplichte gebed, het vasten, betaling van de Huququ’lláh enzovoort naleven. De verantwoordelijkheid die aan het individu is opgelegd om deel te nemen aan het onderrichten van de Zaak van God, lijkt speciale aandacht te vereisen. Eerst zegt Hij dat de Pen van de Allerhoogste heeft verordend en heeft iedereen de verplichting opgelegd om de Zaak te onderrichten. Waarom heeft God ons de verantwoordelijkheid opgelegd om Zijn zaak te onderrichten? Waarom leggen we onze kinderen bepaalde handelingen op zoals het in acht nemen van een specifieke tijd waarop ze naar bed moeten? Is dat niet omdat we weten dat het voor hun eigen bestwil is, zelfs als ze het niet begrijpen? Kan het zijn dat onderrichten van de Zaak een essentieel onderdeel is van onze geestelijke groei, ook al begrijpen we het niet.
In de tweede plaats, is het niet interessant dat het onderrichten van de Zaak de enige kwestie is waarvoor geen aanvaardbaar excuus bestaat, mits het individu daartoe niet in
staat is. Dus Hij heeft ons een alternatief gegeven, namelijk dat als we onszelf niet kunnen onderrichten, we maatregelen moeten nemen die iemand anders in staat zou stellen dit namens ons te doen. Het onderrichten van de Zaak is een verantwoordelijkheid die aan eenieder van ons wordt opgelegd. Het gaat veel verder dan alleen plicht. Paragraaf 9 en 10 van de brief van 30 december 2021, waarin wordt uitgelegd hoe belangrijk individueel onderricht is voor de vooruitgang van gemeenschapsopbouw. Het onderrichten van het Geloof omvat uiteraard een breed scala aan activiteiten die gericht zijn op het helpen van individuele zielen om het pad te bewandelen en uiteindelijk de waarheid van de Openbaring van Bahá’u’lláh te erkennen. We voeren deze taak uit in het besef dat de erkenning en het erbij horen, of geestelijke handelingen waarbij alleen het individu volledig en vrij beslist.
Het houden van een regelmatige devotionele bijeenkomst en het uitnodigen van mensen uit de bredere samenleving, het geven of ondersteunen van kinderklassen en de activiteiten van junior jeugdgroepen, het bijwonen en of aanmoedigen om studiekringen bij te wonen, regelmatig firesides houden, verheven gesprekken voeren met personen over spirituele zaken. Of de boodschap van Bahá’u’lláh onder de aandacht van de mensen brengen door middel van enig andere methode als eventueel onderdeel van onderrichtscampagnes.
Het individu kan kiezen hoe hij onderricht, maar is niet vrijgesteld van onderrichten, we moeten onderrichten. Het Huis van Gerechtigheid spreekt over de noodzaak voor iedere bahá’í om zichzelf persoonlijke onderrichtsdoelen te stellen en vestigt de aandacht op de aansporing van ‘Abdu’l-Bahá om elk jaar tenminste één nieuwe ziel naar het Geloof te leiden als voorbeeld van een persoonlijk doel. Denk er aan dat velen capaciteiten hebben om nog meer te doen. En als er enige twijfel in de hoofden van iemand van ons bestaat of we wel of niet kunnen bijdragen aan het proces van gemeenschapsopbouw, zoals beschreven in het Negenjarenplan, dan is hier de leidraad van het Universele Huis van Gerechtigheid aan een individuele gelovige in een brief uit 2019.
Er staat dat iedereen een manier kan vinden om dit proces te ondersteunen. Zelfs als iemand ervoor kiest om op welke manier dan ook deel te nemen aan persoonlijk onderricht in plaats van collectieve onderrichtscampagnes.
Het probleem is soms een gevoel van ontoereikendheid en een gevoel van minderwaardigheid dat individueel initiatief belemmert.
10.
Een brief, namens de Behoeder geschreven, zegt dit erover.
Het zijn precies deze zwakheden die hij wil dat de vrienden die overwinnen, want deze verlammen niet alleen hun inspanningen maar dienen feitelijk ook om de vlam van het geloof in hun hart te doven. Pas als alle vrienden tot het besef komen dat iedereen van hen in staat is om op zijn eigen manier de boodschap over te brengen, kunnen ze ooit hopen het doel te bereiken dat hen is voorgelegd door een liefdevolle en wijze Meester.
Iedereen is een potentiële onderrichter, hij hoeft alleen maar te gebruiken wat God hem heeft gegeven en zo te bewijzen dat hij trouw is aan Zijn vertrouwen.
Ik zal eindigen met nog een herinnering aan de diensten van de vrienden tijdens de Tienjarenkruistocht en zoals ik vandaag al zei, we zouden er goed aan doen om de heroïsche daden in herinnering te roepen van degenen die opstonden om de noden van de Tienjarenkruistocht te dienen en de offers die ze brachten door hun manier van leven te veranderen om het Plan te kunnen dienen.
Mogen we ook geïnspireerd worden om veranderingen in ons leven aan te brengen, wanneer en indien nodig om in de behoeften van het huidige Negenjarenplan te kunnen voorzien op de manier waarop wij dat willen en op de wijze waarop het Plan verdient bediend te worden.
Hier is de belofte van het Universele Huis van Gerechtigheid.
Bij de genade van de Almachtige God, zouden de vrienden erin slagen de hoogten van heldendom te bereiken, waartoe zij nu zijn opgeroepen, zal de geschiedenis zeker hulde brengen aan hun daden in termen die niet minder gloeien dan deze, waarmee zij de glorierijke daden eert die de annalen van de eerste eeuw van het Vormende Tijdperk siert.
Vrienden, ik hoop dat dit ene uur nadenken over het Negenjarenplan nuttig is geweest en een inspiratie zal zijn voor uw eigen verdere reflecties.
Emmen, december 2024
Vertaald door Ben Burrekers